Verlichting, vrijheid en de sociale kwestie KA 27 en KA 32

Reformatie
Verlichting
Democratische revoluties
Industrialisatie
Wetenschappelijke revolutie
Humanisme
Renaissance
Sociale kwestie
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Reformatie
Verlichting
Democratische revoluties
Industrialisatie
Wetenschappelijke revolutie
Humanisme
Renaissance
Sociale kwestie

Slide 1 - Tekstslide

Geef de betekenis van de begrippen; renaissance, humanisme, reformatie en wetenschappelijke revolutie.
timer
5:00

Slide 2 - Open vraag


KA 27 - Rationeel optimisme en 'verlicht denken'
KA 32 - De sociale kwestie

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
  • KA27: Je kunt denkbeelden van de Verlichting op het gebied van politiek en sociale verhoudingen uitleggen.
  • KA  32: Je kunt voorbeelden geven van hoe denkbeelden uit de verlichting terugkomen in de sociale kwestie

Slide 4 - Tekstslide

Verlichting
Filosofische stroming, gebaseerd op rationalisme - logisch nadenken

Vier uitgangspunten:
  • rationeel optimisme - geloven in vooruitgang, wereld beter begrijpen door: observeren, experimenteren, logisch nadenken
  • verspreiden kennis - tegen domheid, bijgeloof
  • vrijheid - denken vraagt om vrijheid
  • gelijkheid - alle mensen zijn gelijk

  • godsdienst is persoonlijk

Slide 5 - Tekstslide

Verlichting en politiek

  • Vrijheid en gelijkheid
  • Volkssoevereiniteit - macht ligt bij volk
  • Sociaal contract - volk mag vorst afzetten bij falen
  • Trias Politica - macht moet worden verdeeld

"Alle mensen worden naakt geboren"

Slide 6 - Tekstslide

Op politiek vlak hebben de verlichte denkers veel invloed gehad. 

Ideeën vormen basis van de huidige westerse democratieën en de twee opvattingen over vrijheid

Een aantal ideeën van 'verlicht 'denkers


Slide 7 - Tekstslide

Thomas Hobbes 1588-1679
Mensen denken altijd vanuit hun eigen belang. Hobbes wilde aantonen dat hoewel de mens dus van nature opkomt voor zijn eigen belang, dit niet altijd hoeft te leiden tot conflicten en oorlog. De mens heeft behoefte aan natuurlijke wetten, omdat ze erachter komen dat deze wetten ze beschermen tegen conflict, oorlog en een vroegtijdige dood. Het is dus uit eigen belang dat er wetten ontstaan waar men zich aan dient te houden.

Maar hoe zorg je ervoor dat een aantal mensen uit eigen belang de wetten niet breken? Volgens Hobbes is dat op te lossen door gezamenlijk een sterke leider aan te stellen. Deze macht dwingt iedereen zich te houden aan de afspraken en zorgt voor een langdurige vrede. Belangrijk is dat de machthebber is aangesteld door de mensen! Vrijheid van het individu gekoppeld aan een staat die voor veiligheid, orde en vrede zorgt. De staat krijgt op deze manier wel heel veel macht, hoewel aangesteld door de burgers.

Vrijheid is de wet

Slide 8 - Tekstslide

John Locke (1632-1704)
Is het niet eens met Hobbes dat mensen die vooral zichzelf vertrouwen en niet de ander zomaar het vertrouwen geven aan een soevereine machthebber. Volgens Locke moet de overheid er vooral zijn om het leven en de vrijheid van de burgers te beschermen. Hij sluit zich wel aan bij het idee van Hobbes over de natuurlijke rechten (denk ook aan Erasmus en de acte van verlating) van de mens. Omdat deze natuurlijke rechten tot onderlinge conflicten leiden (denk aan, waar stopt jouw vrijheid en begint die van de ander) is het belangrijk dat er een regering wordt gevormd. Deze regering heeft beperkte macht. Locke is voor een scheiding tussen wetgevende en uitvoerende macht. De burgers moeten verantwoordelijk zijn voor het opstellen van wetten. Volgens Locke kan een koning het beste verantwoordelijk worden gesteld voor het bewaken en uitvoeren van de wet. Deze overheid is er om de rechten van het onafhankelijke volk te verdedigen en te respecteren. Het volk stelt de overheid aan. Zij moeten erop vertrouwen dat deze overheid handelt in het beste belang voor het volk. Doet een overheid dat niet dan mag het volk in opstand komen. Geen opstand duidt op voldoende steun.

Het sociaal contract tussen vorst en volk (denk aan de opstand)

Slide 9 - Tekstslide

Rousseau (1712-1778)
Door middel van actieve deelname verkrijgt men vrijheid. Het hoogste goed wat een mens kan bereiken is actief deel te kunnen nemen aan besluitvorming. Samen dient men te komen tot een besluit dat goed is voor allen. Een directe vorm van democratie is daarom het beste. Omdat meningen hierover best kunnen verschillen vond Rousseau meerderheidsbesluit acceptabel.
Hoewel privébezit ook bij Rousseau hoog stond aangeschreven is hij van mening dat grote verschillen in rijkdom mensen niet in staat stelt deel te nemen aan de politiek. Dit zorgt voor ongelijkheid. Daarnaast zorgen te grote economische verschillen in te grote verschillen in belangen, wat het moeilijk maakt tot een algemene wil te komen. Ook hij is voor een gemengde overheid. De burgers maken de wetten, een regering of een heerser voert deze uit. Een regering is ook nodig als soort bureaucratie. Het regelt bijeenkomsten, schrijft wetten uit en handhaaft deze.
Bij Rousseau een directe link tussen vrijheid en participatie. Zij die mogen participeren zijn alleen mannen met bezit.

Vrijheid is participatie

Slide 10 - Tekstslide

John Stuart Mill 1806-1837
Ziet participatie als een middel tot het ontwikkelen van het individu. Vrijheid wordt niet bepaald door bescherming door wetten, vrijheid verkrijgt men juist door te kunnen deelnemen en het eigen belang kenbaar te kunnen maken. Vrijheid houdt wel op waar die van een ander begint. Dit te waarborgen is een cruciale taak van de overheid.

Hoe zorg je ervoor dat ook iedereen zijn stem kan laten horen en kan deelnemen? Door mensen de mogelijkheid te geven zich te ontwikkelen. Door mensen dezelfde kansen te geven. Vrijheid van meningsuiting is heel belangrijk voor het kunnen laten horen van je stem, voor het kunnen participeren. Maar als mensen nog niet genoeg ontwikkeld zijn moet het niet zo zijn dat zij net zoveel te zeggen hebben als ontwikkelde mensen. Dit zou gevaarlijk kunnen zijn, tirannie van de ‘domme’ meerderheid. Deze gedachte gaat terug op die van Plato. Misschien moeten meer ontwikkelde mensen meer stemmen krijgen? Vrouwen moeten ook de kans krijgen om zich te ontwikkelen, ook zij zouden hun stem moeten kunnen laten horen!

Vrijheid eindigt waar de vrijheid van de ander begint



Slide 11 - Tekstslide

Montesquieu (1689-1755)
In grote lijnen volgeling van Locke. Hield zich voornamelijk bezig met hoe een regering het beste kon worden vormgegeven om corruptie en machtsmisbruik te voorkomen. Hij was een groot bewonderaar van de Atheense democratie en was daarom ook voorstander van actieve burgers.
Om machtsmisbruik tegen te gaan is het belangrijk dat elke macht gecontroleerd wordt. Montesquieu komt daarom met een uitvoerende, wetgevende en controlerende macht. De uitvoerende macht kan het beste een koning zijn. 

Slide 12 - Tekstslide

Twee opvattingen over vrijheid
Vrijheid kan alleen bestaan bij gelijkheid!

Vrijheid verkrijgen d.m.v. de wet, want gelijk voor iedereen 
of
Vrijheid verkrijgen door participatie, pas als iedereen mee kan doen is er sprake van gelijkheid
Hobbes en locke
Rousseau en Mill

Slide 13 - Tekstslide

Sociale verhoudingen
In 18e eeuw meeste landen nog een standenmaatschappij met ongelijke sociale verhoudingen.

Hoe ziet vrijheid eruit in een wereld waarin mensen ongelijk zijn?

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Revolutionairen
Het begrip vrijheid wordt (door de revolutionairen) in de 18e (net als in de oudheid) eeuw verbonden aan democratie (zelfbestuur en participatie)

Slide 16 - Tekstslide

Contrarevolutionairen
Maar als iedereen vrij en gelijk is, wie is er dan koning?


Collectief bestuur leidt tot chaos (tirannie van de domme meerderheid - Plato) 

Willen terug naar Ancien regime

Slide 17 - Tekstslide

Thomas Rowlandson The contrast (1792): "British liberty. French liberty. Which is best?"

Slide 18 - Tekstslide

Politieke stromingen
Uit de verschillende opvattingen over vrijheid komen uiteindelijk verschillende politieke stromingen voort. De meest invloedrijke daarvan zijn de liberalen en de socialisten.

Slide 19 - Tekstslide

Liberalisme
  • Delen vrijheidsgedachte van de contrarevolutionairen
  • De wet, de rechtsstaat zorgt voor gelijkheid en vrijheid, niet participatie
  • Willen niet terug naar ancien regime

Vrijheid om het leven in te richten naar eigen voorkeur: economisch, religieus en politiek. Gelijkheid, privébezit en vrije markt. Bescherming tegen tirannie.

  wet = vrijheid = gelijkheid

Zijn liberalen voor een democratie? Nee

Slide 20 - Tekstslide

Socialisme
  • Vrijheid is participeren (democratie)
Vrijheid is de mogelijkheid hebben om mee te kunnen doen, op welk maatschappelijk vlak dan ook. Een voorwaarde om mee te kunnen doen is gelijkheid (economisch, sociaal)

gelijkheid = participeren = vrijheid

Slide 21 - Tekstslide

Industrialisatie
Ontstaan nieuwe klassen van 'eigenaars' en 'arbeiders'

Slechte omstandigheden voor arbeiders 

Slide 22 - Tekstslide

Sociale kwestie
De roep om meer wetten  -->    bescherming individu; tegen oorlog, criminaliteit, gezondheid en veiligheid thuis en op het werk.

Het recht op ontplooiing! (School)
Uitbreiding stemrecht, (want participatie) tegen ongelijkheid en slavernij
Liberalen; Hobbes en Locke
Socialisten; Rousseau en Mill

Slide 23 - Tekstslide

Geef vier denkbeelden van de Verlichting op het gebied van politiek.

Slide 24 - Open vraag

Geef een voorbeeld van hoe een denkbeeld uit de verlichting terugkomt in de sociale kwestie.

Slide 25 - Open vraag

Slide 26 - Video

Reformatie
Verlichting
Democratische revoluties
Industrialisatie
Wetenschappelijke revolutie
Humanisme
Renaissance
Sociale kwestie

Slide 27 - Tekstslide