Workshop soorten gesprekken OA leerjaar 1

Workshop 'soorten gesprekken'
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Workshop 'soorten gesprekken'

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen eenrichtings- en tweerichtingsverkeer?

Slide 2 - Open vraag

4 soorten gesprekken
Om te weten in welk soort gesprek je zit, moet je eerst een paar dingen weten. Ten eerste in welke richting de communicatie gaat - eenrichtings- of tweerichtingsverkeer. Spreek jij en luistert de ander/de rest? Spreek iemand en luister jij alleen maar? --> Eenrichtingsverkeer. Spreek jij, luistert de ander, en zegt diegene iets terug waar jij weer op reageert? --> tweerichtingsverkeer.

Slide 3 - Tekstslide

Ten tweede is het ook belangrijk om te weten welke toon en doel het gesprek heeft. Is het samenwerkend of competitief?

Iemand spreekt vooral vanuit eigen perspectief --> competitief
Iemand spreekt met openheid voor perspectieven en belangen van anderen --> samenwerkend

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een goed gesprek?
Wanneer je kan communiceren wil dat nog niet zeggen dat je goede gesprekken kunt voeren. 
Bij een goed gesprek wil je weten wat de ander bezighoudt. 
Je wilt de ander leren kennen en begrijpen.

Slide 6 - Tekstslide

Kenmerken van een goed gesprek

  • de tijd nemen, contact maken en actief luisteren
  • respecteren en verplaatsen in het standpunt van de ander
  • gelijkwaardigheid en tweerichtingsverkeer
  • bewust zijn van lichaamshouding, lichaamstaal en je positie/rol
  • niet zoeken naar beslissing en oplossing 

Slide 7 - Tekstslide

Wat zijn de kenmerken van een goed gesprek?

Slide 8 - Open vraag

Belangrijkste uitkomsten van een goed gesprek


  • meer contact, aandacht en wederzijds begrip
  • meer tevreden cliënten,  klasgenoten, vrienden of familie
  • prettigere samenwerking en werkplezie

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht
Ga in gesprek met een klasgenoot. Probeer er een goede dialoog van te maken. Let op de 5 kenmerken van een goed gesprek.

Geef na 10 minuten een korte terugkoppeling aan de klas.

Slide 11 - Tekstslide

OMA thuislaten en ANNA meenemen
Als je een gesprek voert komen er automatisch gevoelens en gedachten in je op. Je hebt een eigen mening of oordeel over wat de ander zegt. Om 'goed' in gesprek te gaan is het wel belangrijk om te controleren of deze meningen en oordelen wel kloppen --> anders discussies, misverstanden of irritaties.

Daarom goed observeren en na te vragen voordat je 'zomaar' iets aanneemt.

Slide 12 - Tekstslide

OMA laat je thuis

Oordelen, Meningen en Adviezen
ANNA neem je mee

Altijd Navragen Niet zomaar Aannemen

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Alleen luisteren helpt al
Als een kind de gelegenheid krijgt om zijn of haar mening te vertellen, voelt hij/zij zich daardoor al geholpen. Hoewel leerkrachten vaak de behoefte hebben om méér te doen dan alleen luisteren, is dat laatste juist heel belangrijk in het onderwijs. 

Luister ook naar onderwerpen die voor het kind belangrijk zijn!

Slide 15 - Tekstslide

Welke onderwerpen zijn voor kinderen belangrijk?

Slide 16 - Woordweb

Aansluiten bij het kind
Gesprekken tussen kinderen en volwassenen lopen soms moeizaam. Dat kan meerdere oorzaken hebben:

~ volwassene denkt dat kind een onvolwaardige gesprekspartner is --> goede houding is respect voor het kind
~ volwassene sluit niet aan bij de mogelijkheden van gespreksvoering die het kind heeft --> vraagt speelsheid

Slide 17 - Tekstslide

Invullen of aanvoelen?
De kunst is om kinderen serieus te nemen, ze juist te benaderen in communicatie en ze helpen de woorden te vinden die ze misschien zelf nog niet hebben. 

Val niet in de valkuil van het invullen van andermans gevoelens. Invullen is iets anders dan aanvoelen.

Slide 18 - Tekstslide

Wat is een suggestieve vraag?

Slide 19 - Woordweb

Praktische tips voor een gesprek met kinderen
  • Ga op dezelfde (oog)hoogte zitten als het kind.
  • Kijk naar een kind terwijl je praat. Wissel het maken van oogcontact af.
  •  Stel het kind op zijn of haar gemak. 
  • Luister naar wat een kind zegt.
  •  Laat aan de hand van voorbeelden zien dat wat het kind zegt, effect heeft.
  • Combineer spelen met praten.

Slide 20 - Tekstslide

Gesprekstechnieken
Een gesprek bestaat uit verschillende fasen:
  • de voorbereiding
  • de introductie
  • de startvraag
  • de romp
  • de afsluiting

Slide 21 - Tekstslide

Wat voor verschillende vragen ken je?

Slide 22 - Woordweb

Verschillende vraagtechnieken

  • open vragen
  • gesloten vragen
  • toonvragen (om kennis te tonen)
  • retorische vragen
  • doorvragen
  • suggestief vragen
  • meervoudig vragen 
  • vraag herhalen
  • vraag verduidelijken
  • waarom vragen
  • antwoord herhalen
  • antwoord samenvatten
  • samenvattend vragen 

Slide 23 - Tekstslide

Stemgebruik
Er zijn verschillende aspecten die betekenis geven aan een zin: nadruk, volume, articulatie, spreektempo en - ritme, stopwoordjes en ademhaling. Het ideale vraagtempo is eerder langzaam dan snel.

Waarom?

Slide 24 - Tekstslide

Waarom is het beter het vraagtempo langzaam te hebben dan snel?

Slide 25 - Open vraag

Waarom?
  • Het kind krijgt de kans om de vraag te verwerken.
  • Het werkt rustgevend.
  • Wie snel spreekt, geeft de ander het gevoel dat hij niet onderbroken wil worden.
  • Wie langzaam spreekt, geeft de ander het gevoel dat hij mag reageren.
  • Door aan het einde van een vraag te vertragen, laat je merken dat je uitgepraat bent. 

Slide 26 - Tekstslide

Praat in het onderwijs niet alleen óver de kinderen, maar juist mét de kinderen!

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide