H5 - les 11

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Cursus 5, paragraaf 1 (herhaling formuleren onderbouw)
  • Lezen in spannend boek

Slide 2 - Tekstslide

Literaire thriller

De opdracht

Slide 3 - Tekstslide

H5 Formuleren
Par. 1 t/m 5

  • Zinnen correct begrenzen
  • Verwijzen
  • Dubbelop
  • Trappen van vergelijking
  • Voorzetselgebruik
  • Vaste voorzetseluitdrukkingen

Slide 4 - Tekstslide

Doel
  • Ik weet wat het verschil is tussen een hoofd- en een bijzin.
  • Ik kan zinnen op de juiste manier begrenzen.
  • Ik kan op de juiste manier verwijzen.
  • Ik kan de trappen van vergelijking correct gebruiken.

Slide 5 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
In de zin De Presidentsbrug in Rusland is lang, de Oresudsbrug tussen Denemarken en Zweden is langer maar de Vasco da Gamabrug in Portugal is het langst van alle bruggen in Europa zie je de trappen van vergelijking van het bijvoeglijk naamwoord lang.

We onderscheiden de stellende trap (lang), de vergrotende trap (langer) en de overtreffende trap (langst).

Slide 6 - Tekstslide

Stellende trap
  • Schrijf het woord zo eenvoudig mogelijk:
De toren is mooi.
Leipzig is ver.

  • Je gebruikt als:
De toren is net zo hoog als de flat.
Leipzig is even ver als Parijs.

Slide 7 - Tekstslide

Vergrotende trap
  • Zet -er achter het woord: mooier
       Een woord dat op -r eindigt, krijgt -der: verder.

  • Je gebruikt dan:
De toren is mooier dan de kerk.
Berlijn is verder dan Parijs.

Slide 8 - Tekstslide

Overtreffende trap
  • Zet -st of -ste achter het woord:
(het) mooist(e)
(het) verst(e)

  • Een woord dat op -st of -sch eindigt, krijgt geen -st, maar meest ervoor:
(het) meest gepast
(het) meest logisch

Slide 9 - Tekstslide

Uitzonderingen
De woorden goed, graag, veel en weinig hebben een afwijkende vergrotende en overtreffende trap: 
goed – beter – best; 
graag – liever – liefst; 
veel – meer – meest; 
weinig – minder – minst.

Slide 10 - Tekstslide

Als mij of dan ik??
Vaak wordt na als of dan het verkeerde persoonlijke voornaamwoord gekozen. Om te weten welk woord je moet gebruiken, maak je de zin langer door hem aan te vullen met een persoonsvorm.

- Fenn is net zo lang als hij (is), maar kleiner dan ik (ben).
- Marcia rent sneller dan jij (rent), maar niet zo snel als wij (rennen).

Slide 11 - Tekstslide

Huiswerk
Vrijdag 15 november: 
Cursus 5 - paragraaf 1 (Trappen van vergelijking): opdr 9, 10 en 11

Nu:
1. Lezen in je spannende boek
2. Werken aan je presentatie.
3. Maken opdr. 9, 10, 11

Slide 12 - Tekstslide