Lundi le 4 septembre (H2d-s36)

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Coucou les élèves!

Programme d'aujourd'hui

• On va parler français!
• huiswerk bespreken, sticker verdiend? ;)
• werkwoorden pouvoir en vouloir
• apprendre 6

On va parler français!

Het weer - le temps (puur het woord, maar:) 

Pouvoir - Présent 

Frans	Nederlands
Je p eu x	Ik kan
Tu p eu x	Jij kunt
Il / elle / on p eu t	Hij / zij / men kan
Nous p ou vons	Wij kunnen
Vous p ou vez	Jullie kunnen / u kunt
Ils / Elles p eu vent	Zij kunnen

Vouloir - Présent 

Frans	Nederlands
Je v eu x	Ik wil
Tu v eu x	Jij wil
Il / elle / on v eu t	Hij / zij / men wil
Nous v ou lons	Wij willen
Vous v ou lez	Jullie willen / u wil
Ils / Elles v eu lent	Zij willen

Wat betekenen deze werkwoorden?
POUVOIR + VOULOIR

1. hebben + zijn
2. werken + geven
3. mogen + gaan
4. kunnen/mogen + willen

Je _________ (vouloir, présent)

1. veut
2. veulent
3. voulons
4. veux

Elles _________ (vouloir, présent)

1. veut
2. veulent
3. voulent
4. voulons

Tu ...... (pouvoir, présent)

1. peux
2. peut
3. pouvons
4. peuvent

Nous ...... (pouvoir, présent)

1. peux
2. pouvons
3. peuvons
4. peut

Maintenant

- maken exercices 8A-B-C. p.57-58

- leren apprendre 6 p. 41

Les devoirs!

• afmaken exercice 8A-B-C p.57-58
• leren apprendre 6 p.41
• leren pouvoir en vouloir p.136-137