dubbelop - verwijswoorden - congruentie

Formuleren - Dubbelop
Na deze les kun je:
- onjuiste herhalingen, tautologieën, pleonasme, contaminaties en dubbele ontkenningen herkennen en verbeteren.
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Formuleren - Dubbelop
Na deze les kun je:
- onjuiste herhalingen, tautologieën, pleonasme, contaminaties en dubbele ontkenningen herkennen en verbeteren.

Slide 1 - Tekstslide

Welke vormen van 'dubbelop'ken je?

Slide 2 - Woordweb

Onjuiste herhaling
Als een vast voorzetsel ten onrechte twee keer wordt gebruikt, is dat een onjuiste herhaling.

In de toets stond deze:
In de plannen van het kabinet om de hypoyheekrenteaftrek af te schaffen zien de meeste Nederlanders niets in.

Slide 3 - Tekstslide

Maar dit moet het zijn:
In de plannen van het kabinet om de hypotheekrenteaftrek af te schaffen zien de meeste Nederlanders niets. 

(notatie: in ... in -> onjuiste herhaling)

Slide 4 - Tekstslide

Tautologie
Als hetzelfde twee keer wordt gezegd met verschillende woorden van dezelfde woordsoort (synoniemen), heet dat tautologie. (tautos = hetzelfde, logos = woord)

In de toets stond deze:
De kilometerheffing zal er vroeg of laat welk komen, want het aantal files in dit land groeit immers nog steeds.

Slide 5 - Tekstslide

Maar dit moet het zijn:
De kilometerheffing zal er vroeg of laat welk komen, want het aantal files in dit land groeit nog steeds.
of
De kilometerheffing zal er vroeg of laat welk komen. Het aantal files in dit land groeit immers nog steeds.

(notatie: want... immers -> tautologie)

Slide 6 - Tekstslide

Pleonasme
Bij een pleonasme wordt een deel van de betekenis van een woord of een woordgroep nog eens door een ander woord uitgedrukt. Dat andere woord is meestal van een ander woordsoort. 

In de toets stond deze:
Voordat u de zinnen gaat opschrijven zal ik allereerst beginnen met het dictee eenmaal in zijn geheel voor te lezen.
of: minderjarige kinderen = kinderen

Slide 7 - Tekstslide

Maar dit moet het zijn:
Voordat u de zinnen gaat opschrijven zal ik allereerst  het dictee eenmaal in zijn geheel voor te lezen.
of
Voordat u de zinnen gaat opschrijven zal ik  beginnen met het dictee eenmaal in zijn geheel voor te lezen.

(notatie: allereerst beginnen -> pleonasme)

Slide 8 - Tekstslide

Contaminatie
Als twee woorden of uitdrukkingen worden verward en ten oprechte worden vermengd, heet dat een contaminatie.

In de toets stond deze:
Zouden zulke pyromanen zich eigenlijk wel beseffen welk leed ze de slachtoffers van hun daden aandoen?

of: nachecken = nakijken / checken
zich irriteren aan / zich ergeren of irriteren

Slide 9 - Tekstslide

Maar dit moet het zijn:
Zouden zulke pyromanen zich eigenlijk wel realiseren welk leed ze de slachtoffers van hun daden aandoen?
of
Zouden zulke pyromanen wel beseffen welk leed ze de slachtoffers van hun daden aandoen?

(notatie: zich...beseffen-> contaminatie)

Slide 10 - Tekstslide

Dubbele ontkenning
In zinnen met een werkwoord dat al een ontkennend karakter heeft (voorkómen, misbruiken, verbieden, weerhouden, nalaten) wordt soms ten onrechte een tweede ontkenning toegevoegd. 

In de toets stond deze:
Hoewel hij door diverse getuigen op de plaats van het delict gesignaleerd was, ontkende de verdachte tijdens het verhoor dat hij niets met het misdrijf te maken had.

Slide 11 - Tekstslide

Maar dit moet het zijn:
Hoewel hij door diverse getuigen op de plaats van het delict gesignaleerd was, ontkende de verdachte tijdens het verhoor dat hij iets met het misdrijf te maken had.


ontkende en niets = ontkende en iets

Slide 12 - Tekstslide

Onjuiste herhaling

Slide 13 - Woordweb

Uitleg Tautologie
A
deel van woord nog eens in een ander woord uitgedrukt
B
2x hetzelfde zeggen met een ander woord
C
2 woorden aan elkaar geplakt
D
vast vz wordt 2x genoemd

Slide 14 - Quizvraag

Uitleg Pleonasme
A
deel van woord nog eens in een ander woord uitgedrukt
B
2x hetzelfde zeggen met een ander woord
C
2 woorden aan elkaar geplakt
D
vast vz wordt 2x genoemd

Slide 15 - Quizvraag

Hoe noem je de dubbelop fout waarbij 2 woorden/uitdrukkingen aan elkaar geplakt worden
A
Onjuiste herhaling
B
Dubbele ontkenning
C
Contaminatie

Slide 16 - Quizvraag

Dubbele ontkenning?

Slide 17 - Woordweb

Waarschijnlijk zullen er vandaag vooral in het zuiden van het land vermoedelijk enkele verspreide opklaringen komen.
A
onjuiste herhaling
B
tautologie
C
contaminatie
D
pleonasme

Slide 18 - Quizvraag

Waarschijnlijk zullen er vandaag vooral in het zuiden van het land vermoedelijk enkele verspreide opklaringen voorkomen.

Verbeter de zin.

Slide 19 - Open vraag

De extreem lage rente ontmoedigt veel trouwe spaarders om niet langer geld op de bank te zetten.
A
pleonasme
B
contaminatie
C
dubbele ontkenning
D
tautologie

Slide 20 - Quizvraag

De extreem lage rente ontmoedigt veel trouwe spaarders om niet langer geld op de bank te zetten.

Verbeter de zin.

Slide 21 - Open vraag

Ik kan onjuiste herhalingen, tautologieën, pleonasmen, contaminaties en dubbele ontkenningen herkennen en verbeteren.
A
Ja
B
Nee
C
Ik twijfel nog

Slide 22 - Quizvraag

Ga maken:

Formuleren Paragraaf 1 Dubbele ontkenning blz. 229
opdr. 1, 2 en 3

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Link

H2 fouten met verwijswoorden
blz. 232

Slide 25 - Tekstslide

Fouten met verwijswoorden
1. Onjuist verwijzen
Je gebruikt het verkeerde verwijswoord om naar een ander woord (of een woordgroep) in de zin te verwijzen --> het antecedent 

2. Onduidelijk verwijzen
Het gebruikte verwijswoord kan naar meerdere woorden of woordgroepen in de zin verwijzen of het verwijswoord verwijst naar iets wat niet in de tekst staat.

Slide 26 - Tekstslide

Onjuist verwijzen 
De-woorden: die en deze
Het-woorden: dit en dat 

Hen: als het verwijswoord lv is, na een vz
Hun: als het verwijswoord mv is en er geen vz voor staat + nooit ow


Slide 27 - Tekstslide

Onjuist verwijzen 
dat: het-woord
wat: overtreffende trap, onbepaald voornaamwoord, hele zin of een deel van een zin 

aan wie: personen 
waaraan: zaken + dingen 

Slide 28 - Tekstslide

Kies het juiste verwijswoord.
Het bedrijf kon niet voldoen aan de vraag van … klanten.
A
haar
B
hen
C
hun
D
zijn

Slide 29 - Quizvraag

Kies het juiste verwijswoord.
De apotheek kon niet voldoen aan de vraag van … klanten.
A
haar
B
hen
C
hun
D
zijn

Slide 30 - Quizvraag

Goed of fout? Leg uit.
De mentoren overhandigden hun aan het eind van het jaar de rapporten.

Slide 31 - Open vraag

Vul in: 'dat' of 'wat'.
Gisteren zijn er in de mist diverse ongelukken gebeurd, … veel blikschade opleverde.

Slide 32 - Open vraag

Ik heb het lesdoel bereikt: ik kan fouten met verwijswoorden herkennen en verbeteren
A
Juist
B
Onjuist
C
Mwah

Slide 33 - Quizvraag

H3 Incongruentie blz. 237

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Goed of fout?
Indien fout: wat gaat er fout denk je?

Slide 38 - Tekstslide

De jeugd in de grote steden als Amsterdam, Utrecht en Den Haag hebben een schrijnend gebrek aan speelplaatsen en hangplekken.

Slide 39 - Open vraag

Ongeveer een op de tien kinderen in de basisschoolgroepen 7 en 8 worden het slachtoffer van cyberpesten.

Slide 40 - Open vraag

Mensen die belangstelling hebben voor de functie worden verzocht hun sollicitaties te richten aan het dagelijks bestuur.

Slide 41 - Open vraag

Slide 42 - Tekstslide

In welke situaties kan dus makkelijk incongruentie ontstaan?

Slide 43 - Open vraag

Vragen?

Slide 44 - Tekstslide

Maken: blz. 238 opdr.1

Slide 45 - Tekstslide