Gebruik de stappenplan zinnen ontleden en maak opdracht 6, Seite 85
1. Welke groep? (ein- of der-groep?) OF: Persoonlijk voornaamwoord? => Dan verder met stap 3!
2. Welk geslacht zelfstandig naamwoord? (m, v, o, mv?)
3. Naamval checken:
Staat er een voorzetsel voor het zinsdeel dat ik moet ontleden?
=> Ja
• mit, nach, bei, seit, von, zu, aus: 3e
• durch, für, ohne, gegen, um, bis: 4e
=> Nein = je moet de zin ontleden
1. Wie/wat + gezegde = 1e (onderwerp)
2. Wie/wat + gezegde + onderwerp = 4e (lijdend voorwerp)
3. AAN/VOOR wie + gezegde + onderw. + lijd. voorw. = 3e (meewerkend voorwerp)