hoofdstuk 5 paragraaf 4

Hoofdstuk 5 paragraaf 4
Je maakt nu eerst de Lesson-up voor paragraaf 4. Wanneer je klaar bent ga je aan de slag met de vragen uit het boek. 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5 paragraaf 4
Je maakt nu eerst de Lesson-up voor paragraaf 4. Wanneer je klaar bent ga je aan de slag met de vragen uit het boek. 

Slide 1 - Tekstslide

Korte terugblik
In 5.3 hebben we gekeken naar; 
Bedrijfskosten
Vaste / constante kosten
Variabele kosten
Verschillende bedrijfskosten
afschrijvingen



Slide 2 - Tekstslide

Hypotheek kosten zijn een voorbeeld van
A
Vaste kosten
B
Variabele kosten

Slide 3 - Quizvraag

Een net aangekocht bedrijfspand staat in 31 december 2018 op de balans
voor € 500.000. Elk jaar wordt er 20% van de boekwaarde
afgeschreven, er is geen restwaarde. Hoeveel is je pand na 3 jaar nog waard.

A
€100 000
B
€200 000
C
€300 000
D
€400 000

Slide 4 - Quizvraag

Doelen
Je weet wat de jaarrekening is.
Je weet wat de winst en verlies rekening is en kan dit berekenen
Je weet verschil bruto / netto winst en kan dit berekenen.
Je weet wat het break even point is (geen winst en verlies)

Slide 5 - Tekstslide

De jaarrekening
Elk jaar publiceert een onderneming zijn winsten / verliezen en de balans van de onderneming. Dit presenteren ze in de jaarrekening. 
Een overzicht van de winst en verliezen noem je de winst en verlies rekening 

Slide 6 - Tekstslide

Winst/verliesrekening 
Wanneer je meer omzet behaalt dan kosten. Dit kan je overzichtelijk zien in de winst verlies rekening. 

Er is verschil tussen de bruto en netto winst. 

Slide 7 - Tekstslide

Bruto winst
Brutowinst bereken je door. 

Slide 8 - Tekstslide

Fiets BV heeft 30 fietsen verkocht. Verkoopprijs was €700 per stuk. De inkoopwaarde van alle fietsen samen is €15000. Bereken de brutowinst

Slide 9 - Open vraag

Nettowinst 
Om je nettowinst te berekenen moet je van de brutowinst alle bedrijfskosten nog af halen. 
Netto winst is het bedrag dat je daadwerkelijk als winst overhoud.

Slide 10 - Tekstslide

VanMoof BV heeft 30 fietsen verkocht. Verkoopprijs was €900 per stuk. De inkoopwaarde van alle fietsen samen is €20000. De bedrijfskosten waren €5000. Bereken de nettowinst
A
€5000
B
€2000
C
€9200
D
€6171

Slide 11 - Quizvraag

Break even point
Het break even point is het punt waarop een onderneming geen winst maar ook geen verlies heeft.
De omzet is gelijk aan de kosten. 

Slide 12 - Tekstslide

Break even point berekenen 
Break even point = constante kosten : (prijs - variabele kosten).

Break even point is waar TO (totale omzet)  en TK (totale kosten) elkaar kruisen.


Slide 13 - Tekstslide

VanMoof BV heeft €20 000 vaste kosten. De prijs van een fiets is €900 per stuk en de variabele kosten bedragen €700 per fiets. Wat is de break even afzet EN wat is de break even omzet?

Slide 14 - Open vraag

Noem twee soorten liquide activa.
1.
2.

Slide 15 - Open vraag

Stelling I: Kees heeft een coachingsbedrijf. Hij koopt voor dit bedrijf een nieuwe kast voor de administratie. Hier is sprake van vlottende activa.
Stelling II: Debiteuren zijn mensen waaraan je nog geld moet betalen.
A
Alleen stelling I is juist.
B
Alleen stelling II is juist.
C
Beide stellingen zijn juist.
D
Beide stellingen zijn onjuist.

Slide 16 - Quizvraag

Stelling I: Privé vermogen is een voorbeeld van eigen vermogen bij een firma.
Stelling II: Aandelenvermogen is een balanspost die niet voorkomt bij een eenmanszaak.

A
Alleen stelling I is juist.
B
Alleen stelling II is juist.
C
Beide stellingen zijn juist.
D
Beide stellingen zijn onjuist.

Slide 17 - Quizvraag

Welke van onderstaande begrippen zijn vreemd vermogen? Meerdere
antwoorden zijn mogelijk.

A
hypothecaire lening
B
crediteuren
C
debiteuren
D
negatief rekening saldo

Slide 18 - Quizvraag

Slot
Je weet wat de jaarrekening is.
Je weet wat de winst en verlies rekening is en kan dit berekenen
Je weet verschil bruto / netto winst en kan dit berekenen.
Je weet wat het break even point is (geen winst en verlies)

Slide 19 - Tekstslide

Waar heb je nog extra hulp bij nodig?

Slide 20 - Woordweb

Werk nu verder aan hfst 5 
Maak alle opdrachten ter ondersteuning. 

Slide 21 - Tekstslide