In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
WELCOME
4 Mavo
Slide 1 - Tekstslide
Doel van deze lessenserie:
Aan het einde van deze lessenserie:
- kan ik een Engelse negatieve zin maken
- kan ik een Engelse vraag maken.
- kan ik een Engelse vraag in de negatieve vorm maken.
Slide 2 - Tekstslide
Grammar Negations
Je gebruikt een ontkenning om aan te geven dat iets NIET
zo is.
I did not do my homework
She didn't love me anymore
Slide 3 - Tekstslide
Hoe maak ik een ontkenning?
Zet 'not' achter:
Een vorm van to be:
* am not => 'm not
* are not => aren't
* is not => isn't
Een vorm van to have got:
* have not got => haven't got
* has not got => hasn't got
En zet 'not' achter een hulpwerkwoord.
can => can not / can't
could => could not / couldn't
would => would not / wouldn't
should => should not / shouldn't
might => might not
etc.
Slide 4 - Tekstslide
In alle andere gevallen:
Tegenwoordige tijd:
do + not (+ ww) = don't
does + not (+ ww) = doesn't (hierin zit de s, in andere ww niet!)
=> She doesn't walk to school)
Verleden tijd:
did + not = didn't
Slide 5 - Tekstslide
Voorbeeldzin:
I like school
Follow the rules:
1) wat is het werkwoord in de zin?
2) is dit een vorm van to be, to have of een hulpww?
3) Ja? Gebruik hem en zet er not achter.
4) Nee? Gebruik dan een vorm van to do
a) I didn't like school
b) I don't like school
c) I like not school
d) I doesn't like school
Slide 6 - Tekstslide
Overleg & Oefenen
Maak ontkennende zinnen:
1) She likes to play computer games.
2) He walked a lot last weekend.
3) Susie has got a lot of dogs.
4) Mohammed and Johnny bought some jeans yesterday.
5) My students love to work on their English.
=> Maak exercise 6 van de grammar reader (Teams)
Slide 7 - Tekstslide
Je kunt nu een negatieve Engelse zin maken
Je beheerst het stappenplan
Slide 8 - Tekstslide
Vervolg lessenserie
Questions and negative questions.
(vragen en ontkennende vragen)
Slide 9 - Tekstslide
Give an example of a question in English...
Slide 10 - Open vraag
Give an example of a negative question in English..
Slide 11 - Open vraag
Questions
Vraagzinnen kun je op twee manieren vormen.
1. Een vraag mag beginnen met een vorm van 'to be' (am, are is, was, were), met een vorm van "to have got" (have got en has got) of met één van de hulpwerkwoorden.
2. Vragen beginnen met do, does of did.
Slide 12 - Tekstslide
Vraag - manier 1
Zie je een van deze vormen in de zin staan? To be, to have got of een hulpww?
Hulpww: can, could, will, should, may, might, must, ought to.
Dan zet je die vorm vooraan en de rest van de zin blijft hetzelfde.
Slide 13 - Tekstslide
Examples
Dionne was the first to congratulate me. Was Dionne the first to congratulate me?
He has got a nice car. Has he got a nice car?
Slide 14 - Tekstslide
Let op!
Vormen van to be: am, are, is, was, were Vormen van have got: have got, has got.
Zie je alleen have/has in de zin staan? Gebruik manier 2 om een vraag te maken!
Slide 15 - Tekstslide
Vraag - manier 2
Zie je de werkwoorden van manier 1 niet in de zin staan?
Dan gebruik je do, does of did om een vraag te maken.
Do / Does > tegenwoordige tijd. Does bij she/he/it.
Do bij alle andere personen.
Did => verleden tijd (bij alle personen)
Slide 16 - Tekstslide
Vraag - manier 2
Did => verleden tijd
Did bij alle personen gebruiken.
Did he work at the supermarket yesterday?
Gebruik je did in de vraag - 2e werkwoord als hele werkwoord
Slide 17 - Tekstslide
Examples
I work in the supermarket every Saturday. Do I work in the supermarket every Saturday?
Peter plays the lead role in this show. Does Peter play the lead role in this show?
Na een vorm van 'to do' gebruik je het hele werkwoord.
Slide 18 - Tekstslide
Maak een vraag: Mrs Menger loves to teach English
A
Do Mrs Menger love to teach English?
B
Does Mrs Menger loves to teach English?
C
Does Mrs Menger love to teach English?
D
Loves Mrs Menger to teach English?
Slide 19 - Quizvraag
Ontkennende vragen
Gebruik: - om te vragen om bevestiging - ergernis of ongeloof uit drukken
Can't you tell me more? Isn't the music too loud?
Slide 20 - Tekstslide
Ontkennende vragen maken
Hoe maak je een ontkennende vraag? - Vorm van 'to be', 'to have got' of hulpwerkwoord
vooraan zetten - Not samenvoegen met het 1e ww
Rest van de vraag blijft hetzelfde.
Slide 21 - Tekstslide
Maak een ontkennende vraagzin: My sister likes to go to school.
A
Likes my sister not to go to school?
B
Doesn't my sister like to go to school?
C
Doesn't my sister likes to go to school?
D
Don't my sister like to go to school?
Slide 22 - Quizvraag
Overleg & Oefenen
Maak een vraagzin én een ontkennende vraagzin:
1. He likes school.
2. My dad has got a dog, called Mandy.
3. Mrs. Menger loves to go to New York.
4. We don't like Mondays!
5. My brother drives a beautiful Mustang.
Slide 23 - Tekstslide
Waar heb ik nog vragen over? Ik wil nog graag extra uitleg over....