HIN NN7 - Taal §2 - Stijl - 3HA

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Tekst
startopdracht
Lees de volgende zinnen en bepaal welk stijlfiguur wordt gebruikt:

"Hij lachte zo hard dat de hele straat kon meegenieten."
"Het regende pijpenstelen."
"Zij is zo traag als een schildpad."

Welke stijlfiguren herken je in deze zinnen? Kies uit: hyperbool, vergelijking, metafoor.
Lees de onderstaande korte tekst en geef aan welke twee stijlfiguren worden gebruikt.

"De stilte in de klas was oorverdovend. De docent keek streng en zei: ‘Nou, jullie zijn weer een en al enthousiasme vandaag!"

Welke twee stijlfiguren herken je? Kies uit: ironie, metafoor, hyperbool. Leg je keuze uit.
A. 
B. 

Slide 2 - Tekstslide

In deze les:
  • Startopdracht 
  • Stijlfiguren klas 2
  • Uitleg nieuwe begrippen:
  • Opdracht 1 en 2 maken 
  • Gezamenlijk afsluiten
  • Morgen bespreken we de betogen (cijfers staan in Magister)

voor havo:
eufemisme
understatement
ironie
sarcasme
voor vwo:
eufemisme
litotes
ironie
sarcasme

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen:
  • Je kunt de stijlfiguren ironie, eufemisme, understatement en sarcasme herkennen.



vwo
Je kunt de stijlfiguren eufemisme, ironie, litotes en sarcasme herkennen.
Taalactiviteit:
Je hebt de voor jou onbekende woorden genoteerd en de betekenis afgezocht.

Slide 4 - Tekstslide

Eufemisme, ironie, understatement en sarcasme.
Welk stijlfiguur gebruik jij weleens?  

Slide 5 - Tekstslide

Stijl: manier waarop je iets zegt of schrijft, bijvoorbeeld humoristisch of zakelijk, formeel (goedemiddag) of informeel (hoi).

Stijlfiguur: middel om dat wat je zegt treffender of mooier uit te drukken.
Stijl en stijlfiguur

Slide 6 - Tekstslide

Welke stijlfiguren ken je nog?

Slide 7 - Woordweb

Stijlfiguren
Opsomming (enumeratie) : Een ‘gewone’ opsomming kan al effect hebben. Denk aan een zin uit het verslag van een boswandeling. ‘Voor een lekkere herfstsoep verzamelden we boleten, oesterzwammen, cantharellen en eekhoorntjesbrood.’ Je krijgt meteen trek.
Opsomming in drieën : In reclames wordt  vaak van deze stijlfiguur gebruikgemaakt, vaak met beginrijm, zoals ‘Sierlijk, subtiel en smaakvol’ (kleding) en ‘Kom, kijk en koop!’ (tuincentrum). 
Drieslag: een vaste opsomming van drie zaken: geloof, hoop en liefde of (met beginrijm): boeren, burgers en buitenlui.

Slide 8 - Tekstslide

Stijlfiguren
Met een overdrijving  (hyperbool) maak je iets groter, mooier of erger dan het in werkelijkheid is.
Hij heeft wel een eeuw op haar staan wachten. Ik lachte me dood.

Bij een tegenstelling (antithese) zet je twee tegengestelde begrippen bij elkaar.
"Zij steunen elkaar door dik en dun."

Antithese in HP
Welke antithese ken je uit Harry Potter?

Slide 9 - Tekstslide

Eufemisme -> Grieks εὖ (eu): goed, en φήμη (phḗmē): mededeling of bericht
Iets wordt mooier, vriendelijker of minder onaangenaam voorgesteld dan het in werkelijkheid is. Vaak iets waar een taboe op rust.
'Tussen twee banen', 
'Joost mag het weten'
De Russische autoriteiten spraken  lange tijd van een "speciale militaire operatie" ter aanduiding van de in 2022 begonnen Russische inval in Oekraïne.

Veranderende eufemismen in taal:
Gastarbeider – immigrant – allochtoon – inwoner met een migratieachtergrond
Meid – werkster – hulp in de huishouding – interieurverzorgster
Stijlfiguren

Slide 10 - Tekstslide

Stijlfiguren
Ironie
milde spot waarbij vaak het tegenovergestelde gezegd wordt van wat eigenlijk wordt bedoeld.

'Wat had zij weer een práchtige jas aan.'
'Ideaal strandweertje! (als het regent)'
sarcasme
bijtende spot, scherper van toon dan ironie, bedoeld om iemand te kwetsen.

'Jij hebt ook niet vooraan gestaan toen de hersenen werden uitgedeeld.'
'Lekker uitgeslapen?'

Slide 11 - Tekstslide

Stijlfiguren
understatement (parabool)
Iets zwakker uitdrukken dan het in werkelijkheid is.

'De Duitsers waren in 1940 in ons land niet welkom.'
'Mijn wortelkanaalbehandeling was een beetje vervelend.'
litotes
De nadruk wordt op iets gelegd door het tegenovergestelde te ontkennen.
Er altijd een ontkenning in de zin staat.

'Dat is geen slecht idee! (Dat is een goed idee)'
'Hij is niet achterlijk (Hij is slim)'
'Dat was geen succes (Dat was een mislukking)'
vwo

Slide 12 - Tekstslide

Welke stijlfiguren gebruik jij regelmatig?

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Tekst
aan de slag/huiswerk
Opdracht 1 en 2

Klaar? lezen in je boek
Opdracht 1 en 2

Klaar? lezen in je boek
havo
vwo
timer
7:00

Slide 15 - Tekstslide

Morgen:

- betoog bespreken
- wil je je cijfer met mij bespreken? Maak een afspraak met mij. 

Slide 16 - Tekstslide

3 dingen die ik heb geleerd vandaag:

Slide 17 - Open vraag

Tekst
Heb je je leerdoelen behaald?
Je kunt de stijlfiguren ironie, eufemisme, understatement en sarcasme herkennen.
vwo
Je kunt de stijlfiguren eufemisme, ironie, litotes en sarcasme herkennen.

Slide 18 - Tekstslide

Dagopening

Slide 19 - Tekstslide

Wat wordt bedoeld met het groot geschreven woord/zinsgedeelte?
Als Tom lang na de bel in de les komt, zegt de docent: ‘JE BENT MOOI OP TIJD.’

Slide 20 - Open vraag

Wat wordt bedoeld met het groot geschreven woord/zinsgedeelte?
In de paskamer wurmde de dame met het VOLSLANKE figuur zich in een stretchjurkje in maat 36.

Slide 21 - Open vraag

Wat wordt bedoeld met het groot geschreven woord/zinsgedeelte?
Met de handel in aandelen HEEFT Iris EEN AARDIG ZAKCENTJE VERDIEND.

Slide 22 - Open vraag

Wat wordt bedoeld met het groot geschreven woord/zinsgedeelte?
Toen Elisa afgelopen zaterdag midden in de nacht thuiskwam, ontdekte ze dat er ONGEWENSTE BEZOEKERS waren geweest.

Slide 23 - Open vraag

Wat wordt bedoeld met het groot geschreven woord/zinsgedeelte?
Duco HAD WEL EEN BEETJE PIJN toen hij van zijn fiets was gevallen en zijn been had gebroken.

Slide 24 - Open vraag

Wat wordt bedoeld met het groot geschreven woord/zinsgedeelte?
‘Hoogspringen is niet jouw sterkste kant’, zei de atletiektrainer tegen Alexander.

Slide 25 - Open vraag

Waarom zegt de docent:
Als Tom lang na de bel in de les komt, zegt de docent: ‘JE BENT MOOI OP TIJD.’

Slide 26 - Open vraag

Waarom zegt iemand:
In de paskamer wurmde de dame met het VOLSLANKE figuur zich in een stretchjurkje in maat 36.

Slide 27 - Open vraag

Waarom zegt iemand:
Met de handel in aandelen HEEFT Iris EEN AARDIG ZAKCENTJE VERDIEND.

Slide 28 - Open vraag

Waarom zegt iemand:
Toen Elisa afgelopen zaterdag midden in de nacht thuiskwam, ontdekte ze dat er ONGEWENSTE BEZOEKERS waren geweest.

Slide 29 - Open vraag

Waarom zegt iemand:
Duco HAD WEL EEN BEETJE PIJN toen hij van zijn fiets was gevallen en zijn been had gebroken.

Slide 30 - Open vraag

Waarom zegt iemand:
‘Hoogspringen is niet jouw sterkste kant’, zei de atletiektrainer tegen Alexander.

Slide 31 - Open vraag

Pak nu je boek erbij en ga naar blz. 94/95
We lezen tekst 1 met elkaar. 

Slide 32 - Tekstslide

Maak een lijstje met de acht stijlfiguren
die in de tekst genoemd worden.

Slide 33 - Woordweb

Juiste antwoord:

opsomming
climax
overdrijving
tegenstelling
eufemisme
understatement

Slide 34 - Tekstslide

Welke vorm wordt hier gebruikt?

Als Tom lang na de bel in de les komt, zegt de docent: ‘Je bent mooi op tijd.’
A
eufemisme
B
ironie
C
understatement

Slide 35 - Quizvraag

Welke vorm wordt hier gebruikt?
In de paskamer wurmde de dame met het volslanke figuur zich in een stretchjurkje in maat 36.’
A
eufemisme
B
ironie
C
understatement

Slide 36 - Quizvraag

Welke vorm wordt hier gebruikt?

Met de handel in aandelen heeft Iris een aardig zakcentje verdiend.
A
eufemisme
B
ironie
C
understatement

Slide 37 - Quizvraag

Welke vorm wordt hier gebruikt?

Toen Elisa afgelopen zaterdag midden in de nacht thuiskwam, ontdekte ze dat er ongewenste bezoekers waren geweest.
A
eufemisme
B
ironie
C
understatement

Slide 38 - Quizvraag

Welke vorm wordt hier gebruikt?

Duco had wel een beetje pijn toen hij van zijn fiets was gevallen en zijn been had gebroken.
A
eufemisme
B
ironie
C
understatement

Slide 39 - Quizvraag

Welke vorm wordt hier gebruikt?

‘Hoogspringen is niet jouw sterkste kant’, zei de atletiektrainer tegen Alexander
A
eufemisme
B
ironie
C
understatement

Slide 40 - Quizvraag

Ironie is milde spot. Wat wordt bedoeld met ‘milde’?

Slide 41 - Open vraag

Wat betekent ‘pragmatisch’ (al. 7)?

Slide 42 - Open vraag

Slide 43 - Tekstslide