In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
NN7 - Taal §2 - Stijl - 3H
Slide 1 - Tekstslide
Je leert deze les de stijlfiguren eufemisme, ironie, understatement en sarcasme herkennen.
Slide 2 - Tekstslide
Wat wordt bedoeld met het groot geschreven woord/zinsgedeelte? Als Tom lang na de bel in de les komt, zegt de docent: ‘JE BENT MOOI OP TIJD.’
Slide 3 - Open vraag
Wat wordt bedoeld met het groot geschreven woord/zinsgedeelte? In de paskamer wurmde de dame met het VOLSLANKE figuur zich in een stretchjurkje in maat 36.
Slide 4 - Open vraag
Wat wordt bedoeld met het groot geschreven woord/zinsgedeelte? Met de handel in aandelen HEEFT Iris EEN AARDIG ZAKCENTJE VERDIEND.
Slide 5 - Open vraag
Wat wordt bedoeld met het groot geschreven woord/zinsgedeelte? Toen Elisa afgelopen zaterdag midden in de nacht thuiskwam, ontdekte ze dat er ONGEWENSTE BEZOEKERS waren geweest.
Slide 6 - Open vraag
Wat wordt bedoeld met het groot geschreven woord/zinsgedeelte? Duco HAD WEL EEN BEETJE PIJN toen hij van zijn fiets was gevallen en zijn been had gebroken.
Slide 7 - Open vraag
Wat wordt bedoeld met het groot geschreven woord/zinsgedeelte? ‘Hoogspringen is niet jouw sterkste kant’, zei de atletiektrainer tegen Alexander.
Slide 8 - Open vraag
Waarom zegt de docent: Als Tom lang na de bel in de les komt, zegt de docent: ‘JE BENT MOOI OP TIJD.’
Slide 9 - Open vraag
Waarom zegt iemand: In de paskamer wurmde de dame met het VOLSLANKE figuur zich in een stretchjurkje in maat 36.
Slide 10 - Open vraag
Waarom zegt iemand: Met de handel in aandelen HEEFT Iris EEN AARDIG ZAKCENTJE VERDIEND.
Slide 11 - Open vraag
Waarom zegt iemand: Toen Elisa afgelopen zaterdag midden in de nacht thuiskwam, ontdekte ze dat er ONGEWENSTE BEZOEKERS waren geweest.
Slide 12 - Open vraag
Waarom zegt iemand: Duco HAD WEL EEN BEETJE PIJN toen hij van zijn fiets was gevallen en zijn been had gebroken.
Slide 13 - Open vraag
Waarom zegt iemand: ‘Hoogspringen is niet jouw sterkste kant’, zei de atletiektrainer tegen Alexander.
Slide 14 - Open vraag
Slide 15 - Tekstslide
Pak nu je boek erbij en ga naar blz. 94/95
We lezen tekst 1 met elkaar.
Slide 16 - Tekstslide
Maak een lijstje met de acht stijlfiguren die in de tekst genoemd worden.
Slide 17 - Woordweb
Juiste antwoord:
opsomming
climax
overdrijving
tegenstelling
eufemisme
understatement
Slide 18 - Tekstslide
Welke vorm wordt hier gebruikt?
Als Tom lang na de bel in de les komt, zegt de docent: ‘Je bent mooi op tijd.’
A
eufemisme
B
ironie
C
understatement
Slide 19 - Quizvraag
Welke vorm wordt hier gebruikt? In de paskamer wurmde de dame met het volslanke figuur zich in een stretchjurkje in maat 36.’
A
eufemisme
B
ironie
C
understatement
Slide 20 - Quizvraag
Welke vorm wordt hier gebruikt?
Met de handel in aandelen heeft Iris een aardig zakcentje verdiend.
A
eufemisme
B
ironie
C
understatement
Slide 21 - Quizvraag
Welke vorm wordt hier gebruikt?
Toen Elisa afgelopen zaterdag midden in de nacht thuiskwam, ontdekte ze dat er ongewenste bezoekers waren geweest.
A
eufemisme
B
ironie
C
understatement
Slide 22 - Quizvraag
Welke vorm wordt hier gebruikt?
Duco had wel een beetje pijn toen hij van zijn fiets was gevallen en zijn been had gebroken.
A
eufemisme
B
ironie
C
understatement
Slide 23 - Quizvraag
Welke vorm wordt hier gebruikt?
‘Hoogspringen is niet jouw sterkste kant’, zei de atletiektrainer tegen Alexander
A
eufemisme
B
ironie
C
understatement
Slide 24 - Quizvraag
Ironie is milde spot. Wat wordt bedoeld met ‘milde’?