Thema 2, week 2 Les 9 verkleinwoorden

De grote hond - het klein ......
1 / 20
volgende
Slide 1: Open vraag
TaalBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

De grote hond - het klein ......

Slide 1 - Open vraag

lesdoel
Ik kan verkleinwoorden op -je en -tje schrijven.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Tekstslide

verkleinwoord van de gitaar
A
het gitaartje
B
het gitaarje

Slide 6 - Quizvraag


het verkleinwoord van het "paard" is


A
het paardje
B
het paardtje

Slide 7 - Quizvraag

Geef het verkleinwoord van...
het kalf
A
kalfje
B
kalftje

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide


Je hebt een basiswoord

Beker
Blik
Bord

Slide 10 - Tekstslide

Je zet er -tje of - je achter om het klein te maken

Bekertje
Blikje
Bordje

Slide 11 - Tekstslide

Regel:

je hoort vogeltju 
je schrijft vogeltje
Dus, de regel is:

je hoort vogeltju
je schrijft vogeltje

Slide 12 - Tekstslide

Type in: Hoe noem je een kleine kast?

Slide 13 - Open vraag

Type in: Hoe noem je een kleine tafel?

Slide 14 - Open vraag

Type in: Hoe noem je een kleine appel?

Slide 15 - Open vraag

Type in: Hoe noem je een kleine deur?

Slide 16 - Open vraag

Type in: Hoe noem je een kleine koffer?

Slide 17 - Open vraag

Type in: hoe noem je een kleine baard?

Slide 18 - Open vraag

Spelling
 Thema 5, week 3
Les 10

Opgave 1a

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Link