Verkleinwoorden

de?                                              het?
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

de?                                              het?

Slide 1 - Tekstslide

de?                                              het?

Slide 2 - Tekstslide

Verkleinwoorden

Slide 3 - Tekstslide

Doel van de les:
Je kan een basiswoord omzetten in een verkleinwoord en andersom.

Extra doel:
Je kan bij basiswoorden en verkleinwoorden de juiste lidwoorden  zetten.

Slide 4 - Tekstslide

Basiswoorden



Woorden waar je een lidwoord (de, het, een) voor kan zetten.

het raam
raam = basiswoord

Welk lidwoord klinkt het best?

Slide 5 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Een basiswoord met
- je, -tje of -pje
erachter. 

sop + je = sopje

Lidwoord is altijd 'het'!

Slide 6 - Tekstslide

de of het?

tafel

Slide 7 - Open vraag

de of het?

pet

Slide 8 - Open vraag

de of het?

hondje

Slide 9 - Open vraag

de of het?

raam

Slide 10 - Open vraag

de of het?

potje

Slide 11 - Open vraag

de of het?

mop

Slide 12 - Open vraag

Van basiswoord naar verkleinwoord
1. Schrijf het basiswoord op.
2. Bepaal of er -je, -tje of -pje achter moet staan.
3. Zet het lidwoord 'het' erbij.

voorbeeld: brand
1. brand
2. brandje
3. het brandje

Slide 13 - Tekstslide

Tijger

Slide 14 - Open vraag

tomaat

Slide 15 - Open vraag

van verkleinwoord naar basiswoord
1. Haal in je hoofd de -je, -tje of -pje eraf.
2. Schrijf het woord dat je overhoudt op.
3. Bepaal of er 'de' of 'het' voor moet staan. Wat klinkt beter?

voorbeeld: pootje
1. -je moet eraf
2. poot
3. de poot (het poot klinkt niet)

Slide 16 - Tekstslide

olifantje

Slide 17 - Open vraag

kamertje

Slide 18 - Open vraag

Oefenen op je wisbordje

Slide 19 - Tekstslide

Maak een verkleinwoord van:

1. vis

2. glijbaan

3. boom

Vergeet de lidwoorden niet!
Maak een basiswoord van:

4. bankje

5. schoentje

6. vormpje

Slide 20 - Tekstslide

Zelf maken:

blz. 104
groene taalboek

Slide 21 - Tekstslide