1 pv = hebben; ow = wiskundigen; wg = hebben
2 pv = hebben; ow = de zeeverkenners; wg = hebben meegedaan
3 pv = belde; ow = de postbode; wg = belde aan
4 pv = wilde; ow = Nelske; wg = wilde blijven eten
5 pv = biedt; ow = je vader; wg = biedt aan
6 pv = voeren; ow = de politieagenten; wg = voeren uit