presentatie opr 28

Aujourd'hui

  • Herhaling ww op -ER, avoir en être
  • Quiz
  • puzzel ontwerpen met woorden uit VOCA blz. 48, 49



mardi le 10 octobre
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Aujourd'hui

  • Herhaling ww op -ER, avoir en être
  • Quiz
  • puzzel ontwerpen met woorden uit VOCA blz. 48, 49



mardi le 10 octobre

Slide 1 - Tekstslide

In deze les gaan we de werkwoorden op -er, être en avoir herhalen. We beginnen met de werkwoorden op -er. Bekijk voordat we gaan beginnen, eerst deze dia. 

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling avoir en être

Slide 3 - Tekstslide

avoir (hebben)
être (zijn)
P
R
É
S
E
N
T
J'ai
Tu as
Il/ elle/on a
Nous avons
Vous avez
Ils/elles ont
Je suis
Tu es
Il/elle/on est
Nous sommes
Vous êtes
Ils/ elles sont

Slide 4 - Tekstslide

p
A
S
S
É

C
O
M
P.

Slide 5 - Tekstslide

Nu krijg je een aantal vragen over de werkwoorden op -er. Gebruik bij de open vragen geen hoofdletters of punten. 

Slide 6 - Tekstslide

Vertaal in het Nederlands: nous parlons
A
jullie praten
B
wij praten
C
zij praten
D
men praat

Slide 7 - Quizvraag

Vertaal in het Frans: men zoekt
A
on cherche
B
tu cherches
C
vous cherchez
D
il cherche

Slide 8 - Quizvraag

Zeg in het Frans: hij praat
(praten = parler)

Slide 9 - Open vraag

Zeg in het Frans: zij zoeken (vrouwelijk)
(zoeken = chercher)

Slide 10 - Open vraag

Nu volgen een paar vragen over de werkwoorden  être en avoir in de tegenwoordige tijd. 

Slide 11 - Tekstslide

"Zij zijn" vertaal je in het Frans met....
A
ils sont
B
ils vont
C
ils ont
D
ils font

Slide 12 - Quizvraag

"jullie zijn" vertaal je in het Frans met....
A
vouz êtez
B
vous été
C
vous êtes
D
vous êtez

Slide 13 - Quizvraag

jullie hebben
A
vous avez
B
vous aimez
C
vous allez
D
vous êtes

Slide 14 - Quizvraag

Als je niet wilt zeggen dat je nu iets hebt, maar dat je vroeger iets hebt gehad (verleden tijd), moet je eerst weten wat het voltooid deelwoord is van het werkwoord avoir. 

Slide 15 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord van avoir is "eu". Dat betekent "gehad". Daar zet je dan de vormen van de tegenwoordige tijd voor, die we net hebben geoefend. 

Slide 16 - Tekstslide

men heeft gehad
A
il a eu
B
tu as eu
C
vous avez eu
D
on a eu

Slide 17 - Quizvraag

jullie hebben gehad
A
nous avons eu
B
ils ont eu
C
vous avez eu
D
on a eu

Slide 18 - Quizvraag

Ik heb gehad
A
j'ai été
B
j'ai eu

Slide 19 - Quizvraag

Ook de passé composé (verleden tijd) van être maak je met het hulpwerkwoord avoir. Je zegt dus j'ai été. Letterlijk betekent dat "ik heb geweest". 

Slide 20 - Tekstslide

Zeg in het Frans:
jij bent geweest

Slide 21 - Open vraag

Zeg in het Frans: zij (mannelijk) zijn geweest

Slide 22 - Open vraag

"Avoir" (hebben) en "être" (zijn) zijn onregelmatig. Een meerderheid van de Franse werkwoorden is echter regelmatig. 
Een grote groep van deze regelmatige werkwoorden eindigt op -er. 

Slide 23 - Tekstslide

Wat is het voltooid deelwoord van "parler"?
A
parler
B
parlé
C
parle
D
parles

Slide 24 - Quizvraag

Zet nu de volgende vormen in de passé composé: 

Slide 25 - Tekstslide

tu __ __ (parler)

Slide 26 - Open vraag

vous __ __ (aimer)

Slide 27 - Open vraag

ils __ __ (regarder)

Slide 28 - Open vraag

nous __ __ (marcher)

Slide 29 - Open vraag

j' __ __ (trouver)

Slide 30 - Open vraag