Schrijfstijl les 5 o.b.v. module Schrijfstijl van Jeroen Steenbakkers

Pak je leesboek & pen erbij.
Fijn dat jullie er weer zijn.
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Pak je leesboek & pen erbij.
Fijn dat jullie er weer zijn.

Slide 1 - Tekstslide

Programma 
  • Lezen
  • Terugkijken
  • Introductieopdracht
  • Uitleg
  • Opdrachten maken
  • Schrijfdossieropdracht?

Slide 2 - Tekstslide

Lezen
timer
15:00

Slide 3 - Tekstslide

Terugkijken
Wat hebben we tot nu toe gedaan?

Slide 4 - Tekstslide

leerdoelen
  • Je leert hoe je een tekst verbeteren door de stijl helder, afwisselend en correct te maken.


  • Je leert dat er stijlfiguren zijn die een tekst mooier, opvallender en spannender maken.

Slide 5 - Tekstslide

FOCUS

Slide 6 - Tekstslide

Actie
Pak vast je pen voor de volgende opdracht.

Slide 7 - Tekstslide

Tweetallen: overleggen
Hoe haal je zinnen uit de knoop? (4 manieren)
timer
2:00

Slide 8 - Tekstslide

Tweetallen: 
Maak de stijl helder, afwisselend en correct --> Schrijf de tekst allebei in je eigen schrift.

timer
5:00

Slide 9 - Tekstslide

Bespreken

Slide 10 - Tekstslide

Opvallende stijl
De belangrijkste wedstrijd van Epke Zonderland.
Luister en kijk naar het filmpje (de volgende slide). Richt je aandacht op het commentaar van de sportcommentator Hans van Zetten.
Kijkopdracht: Hans van Zetten gebruikt twee verschillende omschrijvingen voor Epke Zonderland. Noteer beide omschrijvingen.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Opvallende stijl
Reclamemakers maken er vaak gebruik van.
Bijvoorbeeld alliteratie:

Melk, de witte motor.
Heerlijk, helder, Heineken.

Slide 13 - Tekstslide

Opvallende stijl
Reclamemakers maken er vaak gebruik van.
Bijvoorbeeld woordspeling:

Ik ben rijp voor een inrichting (IKEA)
Er gaat niets boven Groningen (gemeente Groningen)
Hans Anders. Alleen de prijs is anders.

Slide 14 - Tekstslide

Opvallende stijl
Het is ook vaak kort.
Vaak worden er woorden weggelaten.
Dat noem je een ellips.

Steeds verrassend, altijd voordelig. (Kruidvat)
Shoot it. Save it. Share it. (iPhone)

Slide 15 - Tekstslide

Opvallende stijl
In zakelijke teksten vaak géén opvallende stijl.
Wel  in blogs, tweets, columns, songteksten...

In zakelijke teksten soms in de afsluiting wel:
Kortom: de kantine kan voortaan zonder cola.
Mijn conclusie: Rutte is uitgeregeerd.

Slide 16 - Tekstslide

Opvallende stijl
Woordspelingen kom je wel veel tegen in krantenkoppen:

Tennisclub wil geen eikels op de baan.
Twents ziekenhuis snijdt in eigen personeel.
Buschauffeur rijdt dronken kinderen rond.
Politie treedt op bij popfestival.

Slide 17 - Tekstslide

STIJLFIGUREN
Gebruik je om indruk te maken op een luisteraar of lezer.
 
Het zijn taalmiddelen om dat wat je wilt zeggen, treffender of sterker uit te drukken.


Slide 18 - Tekstslide



Hyperbool
Een hyperbool is een sterke overdrijving.

Als je je erg inspant:
"Ik ga dood!!"

Slide 19 - Tekstslide



Eufemisme
Verzachtende omschrijving die een beetje verstopt wat iets eigenlijk betekent. Vaak met een taboe.

Voorbeelden voor dood:
heengaan
inslapen
naar een betere wereld gaan
etc.

Slide 20 - Tekstslide



Dysfemisme
Omschrijving die iets erger of sterker maakt.

Wat voor vreten staat er nu weer op tafel?
Sigaret - kankerstokje
Drinken - zuipen

Slide 21 - Tekstslide

Pleonasme
Bij een pleonasme:
* wordt een eigenschap van iets dubbel uitgedrukt. 
* bestaat uit twee woordsoorten, vaak een bijvoeglijk naamwoord en een zelfstandig naamwoord. Het bijvoeglijk naamwoord drukt een eigenschap uit die al besloten ligt in het zelfstandig naamwoord

Voorbeeld: witte sneeuw. Sneeuw is altijd wit, dus dit bijvoeglijk naamwoord is dubbelop. 

Slide 22 - Tekstslide

Voorbeelden pleonasme:
groen gras
ronde bal
mondeling gesprek
hoekig vierkant
houten boomstam

Slide 23 - Tekstslide

Tautologie
Een tautologie is:
* een combinatie van woorden die hetzelfde uitdrukken. 
* het zijn twee woorden van dezelfde woordsoort, bijvoorbeeld: 
                                                 - twee bijvoeglijk naamwoorden, 
                                                 - twee zelfstandige naamwoorden of 
                                                 - twee bijwoorden. 
* Tussen de woorden in staat meestal een voegwoord, zoals en of of
* Voorbeeld: verheugd en blij / bont en blauw / bedroefd en verdrietig. 

Slide 24 - Tekstslide

Voorbeelden van tautologieën
Veel voorkomende, geaccepteerde tautologieën:
never nooit (niet)
pracht en praal
vast en zeker
één en hetzelfde
leugen en bedrog

Slide 25 - Tekstslide



Alliteratie
De medeklinkers rijmen.

Heerlijk Helder Heineken

Rita de Reuzenschildpad

Slide 26 - Tekstslide

Aan het werk
1. Je maakt 5.3 (pag. 40 & 41).
Daarna:
2. Je maakt 5.4 of 5.5. Werk deze uit in de ruimte na de opdracht. Lees voor het lezen van de teksten eerst de vragen & introductie bij de opdracht.
3. Klaar? Je maakt dossieropdracht 5 in je Wordbestand. Volgende les moet deze af zijn én gedeeld.

Wie ga ik bespreken?

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide