oefenen voor PRW blok 5 3T

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welke 3 vertelperspectieven ken je?

Slide 2 - Open vraag

Plaats bij de volgende zin een BVB vóór en áchter het znw.
'De adapter was stuk.'

Slide 3 - Open vraag

Door de hoge snelheid van de auto kon hij niet op tijd remmen.
'van de auto'=
A
bvb
B
bwb
C
lv

Slide 4 - Quizvraag

Maak met het woord 'mes' een zin waarin je een aanwijzend voornaamwoord gebruikt.

Slide 5 - Open vraag

terwijl je hier zit te slapen, ben ik me uit de naad aan het werken.
Wat is het voegwoord? Onderschikkend of nevenschikkend?

Slide 6 - Open vraag

Het woord 'motief' betekent:
A
reden waarom je iets doet
B
waarom je ergens van houdt

Slide 7 - Quizvraag

Klant is koning, maar de REALITEIT is soms anders.
'realiteit' betekent:

Slide 8 - Open vraag

Ik wil wel werken, maar ik ga me niet moe maken.
Hoofdzin/ hoofdzin? Hoofdzin/bijzin?

Slide 9 - Open vraag

Wat is een 'contaminatie'?

Slide 10 - Open vraag

Zet leestekens en hoofdletters:

maarten vroeg wat heb je allemaal gedaan ilse

Slide 11 - Open vraag

Ik weet niet of je het snapt zei de man maar ik zie dat je alleen maar fouten maakt

Slide 12 - Open vraag

'Hoor eens je hoort nu een leeuw, en ook een tijger.'
Is deze zin helemaal goed?

Slide 13 - Open vraag

De supermarkt heeft vandaag de laagste prijzen voor iedereen.
Wat is de 'Stijlfout'?

Slide 14 - Open vraag

meneer zei de burgemeester rustig ik moet je vragen om weg te gaan.
Zet hoofdletters en leestekens.

Slide 15 - Open vraag

De vragende voornaamwoorden zijn:
A
waar, wanneer, wie, wat
B
wie, wat, waar, welke
C
wie, wat, welke, wat (voor)
D
waar, wanneer, waarom, waardoor

Slide 16 - Quizvraag

Ontleed de zin: (pv, ww.gez, ow, lv, mv, bwb)

In de middag zal hij haar van school komen ophalen.

Slide 17 - Open vraag

Het feest is geslaagd, wat een verrassing was.

'wat' =

A
vragend vnw
B
bezittelijk vnw
C
betrekkelijk vnw
D
persoonlijk vnw

Slide 18 - Quizvraag