Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
oefentoets hoofdstuk 2
oefentoets
1 / 24
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Geschiedenis
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
In deze les zitten
24 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslide
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
oefentoets
Slide 1 - Tekstslide
Onder Wetenschappelijke Revolutie verstaan we:
A
een nieuwe manier van onderzoeken, waardoor het leven sterk veranderde
B
een opstand van onderzoekers om overheidssteun te verkrijgen
C
het overnemen van uitvindingen door niet-westerse landen
D
een groot aantal belangrijke uitvindingen
Slide 2 - Quizvraag
Welke zin is onjuist? Een kenmerk van het nieuwe onderzoek in het begin van de Nieuwe Tijd was:
A
observeren (zelf waarnemen).
B
exploiteren (er zelf voordeel uit halen).
C
experimenteren (zelf proeven doen).
D
redeneren (zelf nadenken).
Slide 3 - Quizvraag
Wat deden onderzoekers in het Oude Griekenland hetzelfde als in de Nieuwe tijd?
A
De onderzoekers werkten samen in wetenschappelijke verenigingen
B
De verenigingen betaalden experimenten van de onderzoekers
C
De onderzoekers gingen uit van waargenomen feiten.
D
Het onderzoek werd gesteund door de overheid.
Slide 4 - Quizvraag
Welke zin is onjuist?
A
De wetenschap probeert er achter te komen waarom bepaalde dingen gebeuren
B
Bij technologie gaat het om de manier waarop wetenschappelijke kennis in de industrie gebruikt wordt.
C
De westerse wetenschap en technologie hebben in de wereld veel indruk gemaakt
D
De technologie moet de kennis opleveren die in de wetenschap gebruikt wordt.
Slide 5 - Quizvraag
Wat was geen gevolg van de Wetenschappelijke Revolutie?
A
De wetenschap ging een belangrijke plaats innemen in de samenleving
B
De West-Europeanen gingen de wereld overheersen
C
Volken over de hele wereld gingen westerse ideeën over vrijheid en democratie overnemen.
D
Men ging ook over andere zaken nadenken, bijvoorbeeld over de manier van samenleven.
Slide 6 - Quizvraag
wetenschap
technologie
Een artikel uit de Encyclopedie over hoe de bloedsomloop van de mens in elkaar zit.
Een boek over de rechtspraak in de tijd van de Grieken en Romeinen
Een nieuwe windmolen die polders droog kan malen.
Een nieuwe wereldkaart waarmee schippers veilig over de zeeën kunnen varen
Een microscoop waarmee bacteriën en micro-organismen gezien kunnen worden.
Slide 7 - Sleepvraag
Wat zeiden de verlichters?
A
Het leven na de dood is belangrijker dan het leven op aarde
B
Iedereen heeft recht op een menswaardig bestaan
C
De mens is geboren als onderdaan van een vorst.
D
Wat de eigen Kerk zegt, is waar
Slide 8 - Quizvraag
Wat zeiden de verlichters niet?
A
Het volk hoort de macht in de staat te hebben
B
Mensen moeten respect hebben voor andere culturen.
C
Mensen moeten altijd de vorst gehoorzamen
D
Regeringen moeten mensen van verschillend geloof gelijk behandelen
Slide 9 - Quizvraag
De grootste bijdrage aan de verbreiding van de ideeën van de verlichters werd geleverd door
A
salons en koffiehuizen
B
de Encyclopedie van Diderot
C
boeken en tijdschriften
D
de Franse Revolutie
Slide 10 - Quizvraag
Verlichte despoten
A
hielden bij het besturen meer rekening met de belangen van de bevolking
B
vonden dat het volk de hoogste macht moest hebben
C
verspreidden de ideeën van de Verlichting onder alle bevolkingslagen
D
twijfelden aan de waarheid van wat de Kerk zei.
Slide 11 - Quizvraag
Wat was een kenmerk van het Oude Regime?
A
Er was een parlement dat door de vorst geraadpleegd moest worden
B
Er was ongelijkheid tussen de bevolkingsgroepen op politiek en economisch gebied.
C
Er waren algemeen kiesrecht en vrijheid van meningsuiting
D
Er was wetgeving, waarin de rechten van de mensen werden vastgelegd
Slide 12 - Quizvraag
Welke zin is onjuist? Een oorzaak voor het ontstaan van de Franse Revolutie was dat:
A
het ambtenarenapparaat slecht werkte
B
de rechtspraak in het land oneerlijk was
C
de Franse koning een verlicht despoot was
D
de Franse koning vaak verkeerde beslissingen nam
Slide 13 - Quizvraag
In de Staten-Generaal
A
had de koning alle macht
B
had de geestelijkheid 1% van de stemmen
C
hadden alleen adel en geestelijkheid een stem
D
had de Derde Stand 1/3 van de stemmen
Slide 14 - Quizvraag
Een Cahier is
A
een lijst met klachten en wensen van de Franse bevolking
B
een afgevaardigde van de Staten-Generaal
C
een bijeenkomst als voorbereiding op de Staten-Generaal
D
een voorrecht van de adel
Slide 15 - Quizvraag
Welke van de onderstaande personen hoorde bij de bourgeoisie?
A
een hoge officier
B
een rijke burger
C
een bisschop
D
een vrije boer
Slide 16 - Quizvraag
Het lukte de verlichters om de censuur van Kerk en Staat te ontwijken door
A
hun boeken in het Chinees of Perzisch te schrijven
B
alleen over andere culturen te schrijven
C
van hun boek een toneelstuk te maken
D
hun boeken in het buitenland te publiceren
Slide 17 - Quizvraag
Welke bewering over de vergadering van de Staten-Generaal van 1789 is niet juist?
A
De Staten-Generaal waren in 1789 al meer dan drie eeuwen niet bijeen geweest
B
De vertegenwoordigers van de Derde Stand vonden dat alle vertegenwoordigers voor zich moesten stemmen
C
De koning vond dat er per stand gestemd moest worden.
D
De Derde Stand wilde ook over andere dingen dan de bijna lege schatkist discussiëren
Slide 18 - Quizvraag
De Bastille was
A
een wapenopslagplaats
B
een vergaderzaal
C
een gevangenis
D
een kaatsbaan
Slide 19 - Quizvraag
Wat was geen hervorming van de Nationale Vergadering?
A
De afschaffing van de voorrechten van adel en geestelijkheid
B
Er kwam een ‘Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger’
C
Er kwam een grondwet
D
Arbeiders hadden voortaan het recht om te staken en vakverenigingen op te richten
Slide 20 - Quizvraag
Door de grondwet van 1791
A
bepaalde de Franse bevolking via een parlement het beleid van de regering
B
kregen alle burgers het recht om kiesmannen te kiezen.
C
werd de macht van de koning beperkt
D
kwam er volledige scheiding tussen Kerk en staat
Slide 21 - Quizvraag
Wat was het belangrijkste gevolg van de val van de Bastille?
A
De koning werd gedwongen naar Parijs te verhuizen
B
14 juli werd vanaf die tijd een nationale feestdag
C
De Nationale Vergadering kon blijven bestaan
D
Boeren gingen landgoederen van edelen plunderen
Slide 22 - Quizvraag
Door de grondwet van 1791 werd Frankrijk een:
A
autocratie
B
constitutionele monarchie
C
parlementaire democratie
D
standensamenleving
Slide 23 - Quizvraag
De Terreur was een periode waarin de:
A
reactionairen gewelddadig afrekenden met de radicalen
B
radicalen hun tegenstanders terechtstelden
C
adel en de geestelijkheid wraak namen op de bourgeoisie
D
bourgeoisie wraak nam op adel en geestelijkheid
Slide 24 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
oefentoets hoofdstuk 2
Mei 2021
- Les met
29 slides
Geschiedenis
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Laatste les hoofdstuk 1
Juni 2021
- Les met
29 slides
Geschiedenis
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
4.3 - A - Revolutie in Frankrijk
Juli 2023
- Les met
15 slides
Geschiedenis
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
De Franse Revolutie; het gaat beginnen
Februari 2017
- Les met
21 slides
4.3 Franse Revolutie
April 2024
- Les met
22 slides
Geschiedenis
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
2HV - 3.2 Franse revolutie
Mei 2024
- Les met
16 slides
Geschiedenis
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
§4 De revolutie begint
Februari 2023
- Les met
37 slides
Geschiedenis
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
§2.2 De Franse revolutie - Tot de grondwet
November 2021
- Les met
16 slides
Geschiedenis
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2