Oefentoets en modern imperialisme

Knowledge Harvest - Refection
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Knowledge Harvest - Refection

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
1e uur - Hoe sta je ervoor?
2e - Modern imperialisme, wat is dat en wat is het verband met industrialisatie?

Slide 2 - Tekstslide

Wanneer is de toets?
A
Morgen
B
Donderdag 15 juni
C
Vrijdag 16 juni
D
Donderdag 22 juni

Slide 3 - Quizvraag

Waarom was het vrouwenkiesrecht zo belangrijk voor Aletta Jacobs?

⇒Kies het juiste antwoord.
A
Aletta wilde zelf graag minister worden.
B
Aletta dacht dat vrouwen beter zijn in het kiezen van een nieuwe regering dan mannen.
C
Aletta vond dat vrouwen slimmer zijn dan mannen.
D
Aletta vond dat vrouwen dezelfde rechten als mannen moesten hebben

Slide 4 - Quizvraag

⇒Wat was een gevolg van de industrialisatie in Nederland?
A
een afname van de stedelijke bevolking
B
een toename van het aantal fabrieksarbeiders
C
het verdwijnen van de landbouw
D
een toename van de huisnijverheid

Slide 5 - Quizvraag

Drie uitvindingen:

1. Spinning Jenny
2. Schietspoel
3. Stoommachine van James Watt

⇒Wat is de juiste volgorde?
Let op: van vroeg naar laat
A
1-3-2
B
3-2-1
C
2-1-3
D
2-3-1

Slide 6 - Quizvraag

Een omschrijving:

Het zijn organisaties die opkomen voor de belangen van de arbeiders.
In de 19e eeuw wilden werkgevers niet dat de arbeiders er lid van waren.

⇒Welk begrip hoort bij de omschrijving?
A
liberale partijen
B
bedrijven
C
vakbonden
D
scholen

Slide 7 - Quizvraag

Een tekenaar maakte deze spotprent naar aanleiding van het aannemen van de Leerplichtwet (1900).

In 1900 ging nog altijd 10% van de kinderen tussen de zes en twaalf jaar niet naar school.

⇒Wat was volgens de tekenaar een belangrijke reden voor het niet naar school gaan van deze groep?
Gebruik de bron
A
De kinderen van rijke ouders konden al lezen, rekenen en schrijven.
B
De kinderen wilden niet naar school omdat het thuis veel leuker was.
C
Er waren ouders die kinderen lieten werken omdat ze het loon nodig hadden.
D
Er waren te weinig scholen om alle kinderen les te geven.

Slide 8 - Quizvraag

Een bewering over werken in de fabriek in de 19e eeuw

Het werken in de fabriek was zwaar en gevaarlijk. Toch maakte de regering niet direct wetten met strenge veiligheidsvoorschriften.

A
Deze bewering is juist
B
Deze bewering is onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Een bewering over werken in de fabriek in de 19e eeuw

De werkomstandigheden in de fabriek waren ongezond. Toch lieten werkgevers vooral vrouwen en kinderen in de fabriek werken.
A
Deze bewering is juist
B
Deze bewering is onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Een stoommachine produceert zelf geen industrieproducten.
A
Deze bewering is juist
B
Deze bewering is onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Een stoommachine vereist veel meer technische kennis dan een waterrad.
A
Deze bewering is juist
B
Deze bewering is onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Door het gebruik van de stoommachine waren er minder plaatsen geschikt voor de bouw van een fabriek dan bij het gebruik van het waterrad.
A
Deze bewering is juist
B
Deze bewering is onjuist

Slide 13 - Quizvraag

⇒Wanneer hadden arbeiders de grootste kans op succes tijdens een staking?

A
1. De arbeiders werkten goed met elkaar samen. 2. De fabrikanten werkten slecht met elkaar samen.
B
1. De arbeiders werkten goed met elkaar samen. 2. De fabrikanten werkten goed met elkaar samen.
C
1. De arbeiders werkten slecht met elkaar samen. 2. De fabrikanten werkten slecht met elkaar samen.
D
1. De arbeiders werkten slecht met elkaar samen. 2. De fabrikanten werkten goed met elkaar samen.

Slide 14 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding die stond in een socialistische krant (1903).

⇒Wat is het onderwerp van de tekening?


Gebruik de bron
A
de aanleg van spoorwegen in Nederland
B
een protest van boeren tegen moderne vervoermiddelen
C
een staking van spoorwegarbeiders
D
het ontslag van overbodig spoorwegpersoneel door werkgevers

Slide 15 - Quizvraag

enkele beweringen naar aanleiding van de bron:
1- De nieuwe manier waarop de magneet werd gemaakt is een voorbeeld van arbeidsdeling.
2- Doordat de magneet op een andere manier werd gemaakt stegen de productiekosten.
3- Het gebruik van de lopende band zorgde voor meer productiviteit.
4- Om de eentonigheid van het werk weg te nemen werd de magneet op een andere manier gemaakt.

⇒Welke twee beweringen over de bron zijn juist?
Gebruik de bron
A
bewering 1 bewering 3
B
bewering 2 bewering 3
C
bewering 1 bewering 4
D
bewering 2 bewering 4

Slide 16 - Quizvraag

⇒Waarom hadden veel ouders kritiek op deze wet?
Gebruik de bron
A
omdat arme gezinnen de inkomsten van werkende kinderen hard nodig hadden om in leven te blijven
B
omdat boeren hun kinderen onder de twaalf jaar niet meer op hun bedrijf mee mochten laten werken
C
omdat kinderen verplicht werden tot hun twaalfde jaar onderwijs te volgen
D
omdat ouders hun kinderen onder de twaalf jaar niet meer konden dwingen huishoudelijk werk te verrichten

Slide 17 - Quizvraag

⇒Waarom maakte de Nederlandse bijdrage in Londen en Parijs zo weinig indruk?
Gebruik de bron
A
Omdat de Britten en Fransen jaloers waren. De Nederlandse industrie maakte producten van grote kwaliteit.
B
Omdat Groot-Brittannië en Frankrijk industrieel al verder ontwikkeld waren. Deze ontwikkeling kwam in Nederland pas later op gang.
C
Omdat Nederland al lang geleden was begonnen met industrialiseren. De Nederlandse fabrieken waren daardoor niet modern maar verouderd.
D
Omdat Nederland een concurrent was van Groot-Brittannië en Frankrijk. De Nederlandse industrie produceerde tegen lage kosten.

Slide 18 - Quizvraag

⇒Wanneer hadden arbeiders de grootste kans op succes tijdens een staking?

A
1. De arbeiders werkten goed met elkaar samen. 2. De fabrikanten werkten slecht met elkaar samen.
B
1. De arbeiders werkten goed met elkaar samen. 2. De fabrikanten werkten goed met elkaar samen.
C
1. De arbeiders werkten slecht met elkaar samen. 2. De fabrikanten werkten slecht met elkaar samen.
D
1. De arbeiders werkten slecht met elkaar samen. 2. De fabrikanten werkten goed met elkaar samen.

Slide 19 - Quizvraag

⇒Waarom was de uitvinding van de stoommachine zo belangrijk?
A
Stoomkracht is een gemakkelijk te verkrijgen energiebron.
B
Stoomkracht wordt voor veel verschillende machines gebruikt.
C
Stoomkracht veroorzaakt geen luchtvervuiling.
D
Stoommachines zijn niet duur om te maken.

Slide 20 - Quizvraag

Het loon van de arbeiders was laag.

⇒Staat in de volgende zin hiervan een oorzaak of gevolg?

De fabrikant wil zo veel mogelijk winst maken.
A
oorzaak
B
gevolg

Slide 21 - Quizvraag

Het loon van de arbeiders was laag.

⇒Staat in de volgende zin hiervan een oorzaak of gevolg?

Slecht en eentonig voedsel
A
oorzaak
B
gevolg

Slide 22 - Quizvraag

Vakbonden konden de situatie van de arbeiders wél verbeteren.

⇒Welke uitdrukking past het best bij de manier waarop vakbonden werken?
A
Drie tegen één is gemeen.
B
Ieder voor zich.
C
Samen staan we sterk.

Slide 23 - Quizvraag

Groepen arbeiders richtten ..(1).. op, om samen
sterker te staan. Deze organiseerden ..(2).. en ‘dwongen’ fabrikanten om hun arbeiders beter te behandelen.

⇒Welke woorden moeten bij 1 en 2 staan?
A
1 = stakingen 2 = verkiezingen
B
1 = partijen 2 = demonstraties
C
1 = vakbonden 2 = stakingen
D
1 = bedrijven 2 = vergaderingen

Slide 24 - Quizvraag

⇒Vul aan: Urbanisatie is ...
A
de groei van steden, doordat mensen van het platteland naar de stad verhuizen.
B
de groei van steden, waarna mensen vanuit de stad naar het platteland verhuizen.
C
de groei van steden, doordat mensen in de fabrieken willen werken.
D
de groei van het platteland, doordat mensen niet meer in de vieze arbeiderswijken willen wonen.

Slide 25 - Quizvraag

Doordat de arbeiders dicht op elkaar woonden, was er nauwelijks criminaliteit. Arbeiders konden elkaar immers altijd helpen wanneer iemand werd aangevallen of bedreigd.
A
Deze bewering is juist
B
Deze bewering is onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Omdat in de stad soms besmettelijke ziektes voorkwamen, zoals tyfus, bleven arbeiders het
liefst aan de rand van de stad wonen. Daar waren ze beter beschermd.
A
Deze bewering is juist
B
Deze bewering is onjuist

Slide 27 - Quizvraag

⇒Door wie wordt de uitspraak gedaan?

"Ik kom op voor de belangen van de arbeiders."
A
liberaal
B
socialist
C
feminist

Slide 28 - Quizvraag

⇒Door wie wordt de uitspraak gedaan?

"De overheid moet zich zo min mogelijk bemoeien met de economie."
A
liberaal
B
socialist
C
feminist

Slide 29 - Quizvraag

⇒Door wie wordt de uitspraak gedaan?

"Mannen en vrouwen moeten dezelfde rechten krijgen."
A
liberaal
B
socialist
C
feminist

Slide 30 - Quizvraag

Wat gaan we doen vandaag?
1e uur - Hoe sta je ervoor?
2e - Modern imperialisme, wat is dat en wat is het verband met industrialisatie?

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Imperialisme
Imperialisme: het streven naar een groot rijk onder macht van een keizer of één volk

We hebben dit begrip eerder gezien in de voortgaande tijdvakken. Denk aan de Europese expansie, slavernij, overzeese handel, etc.

Europese machten willen meer macht en gebieden (kolonialisme)




Slide 33 - Tekstslide

Modern imperialisme (1)

Slide 34 - Tekstslide

Modern imperialisme (1)

Kolonialisme verandert van karakter. 

Het veroveren (en besturen) van gebieden om aan je eigen land toe te voegen.


Slide 35 - Tekstslide

Modern imperialisme (1)
Modern imperialisme: op zoek naar nieuwe grondstoffen en afzetmarkten werden vele landen in Azië en Afrika gekoloniseerd door Europese landen in de 19e eeuw

Kolonialisme verandert van karakter. 

Het veroveren (en besturen) van gebieden om aan je eigen land toe te voegen.


Slide 36 - Tekstslide

Modern imperialisme (2)
afbeelding: conferentie Berlijn 1884
Moederland controleert de hele kolonie.

Moederland gebruikt de landen en bevolking voor grondstoffen.

Zo ontstonden grote rijken.

Let op: kolonialisme was voor deze tijd voornamelijk handel met kustgebieden

Slide 37 - Tekstslide

Wat is modern imperialisme?
A
Veel grond in Europa veroveren
B
Veel kolonies stichten in Zuid Amerika
C
Veel grond veroveren en besturen in Afrika en Azie
D
Veel handelen met kolonies

Slide 38 - Quizvraag

Verschil met kolonialisme
1500-1850: kolonialisme
1850-1920: modern imperialisme
Verovering en intensiever bestuur van koloniën

Grondigere exploitatie van de koloniën (bijv. grondstoffen)

Alleen in Afrika en Azië

Nieuwe landen gaan koloniën veroveren, zoals Amerika en Duitsland

Slide 39 - Tekstslide

Oorzaken modern imperialisme:
economie
Grondstoffen voor de groeiende (Europese) industrie

Afzetmarkten voor de groeiende industrie

Slide 40 - Tekstslide

Oorzaken modern imperialisme:
politiek
Nationalisme

Een groot rijk gaf internationale, politieke en militaire aanzien

Slide 41 - Tekstslide

Oorzaken modern imperialisme:
cultuur
Verspreiding van het Christendom

sociaal-Darwinisme: blanke ras zou superieur zijn

White man's burden: de morele plicht van blank Europa om minder ontwikkelde volken beschaving bij te brengen

Slide 42 - Tekstslide

Welk soort motief hadden de Europeanen niet voor modern imperialisme?
A
cultureel
B
economisch
C
politiek
D
sociaal

Slide 43 - Quizvraag

Gevolgen voor de koloniën: economie
Wereldwijde arbeidsverdeling

Grondstoffen worden uit de koloniën gehaald, maar worden verwerkt door Europese fabrieken

Iedereen krijgt een taak in de nieuwe wereldeconomie

Slide 44 - Tekstslide

Gevolgen voor de koloniën: politiek
Koloniën raken eigen bestuur kwijt

Koloniën worden direct of indirect bestuurd door de Europese mogendheden

Deel van de inheemse bevolking werd ingeschakeld bij het bestuur en het leger

Inheemse bevolking kan niet in opstand komen. Grote Westerse controle

Slide 45 - Tekstslide

Gevolgen voor de koloniën: cultuur
 Onder invloed van o.a. het Christendom en Westerse rechtspraak werden lokale tradities aangetast

Opdringen van Westerse cultuur

Slide 46 - Tekstslide

Welke van de motieven voor het modern imperialisme komt in deze prent duidelijk tot uiting?
A
Verovering voor handelsmarkten
B
Verovering voor de versteviging van de Amerikaanse macht in de regio
C
Verovering om 'achterlijke gebieden' te beschaven
D
Verovering voor grondstoffen

Slide 47 - Quizvraag

Welke van de motieven voor het modern imperialisme komt in deze prent duidelijk tot uiting?
A
Verovering voor afzetmarkten (hier China)
B
Verovering voor de machtspositie in de wereld
C
Verovering om achterlijke gebieden te beschaven
D
Verovering voor grondstoffen (bijv. Chinese zijde voor textiel)

Slide 48 - Quizvraag

Welke van de motieven voor het modern imperialisme wordt hier vooral bekritiseerd?
A
Economische
B
Politieke
C
Culturele
D
Alle drie

Slide 49 - Quizvraag

White man's burden
Een gedicht van de Engelse dichter en schrijver Rudyard Kipling (1899)

Take up the White Man's burden—
Send forth the best ye breed—
Go bind your sons to exile
To serve your captives' need;
To wait in heavy harness,
On fluttered folk and wild—
Your new-caught, sullen peoples,
Half-devil and half-child.

Slide 50 - Tekstslide

Leg uit wat de white man's burden is en welke gevolgen dit heeft gehad voor het modern imperialisme

Slide 51 - Open vraag

Leg het verschil uit tussen kolonialisme en modern imperialisme:

Slide 52 - Open vraag

Hoe heette de conferentie waarbij de grootmachten Afrika verdeelden?
A
Conferentie van Amsterdam
B
Conferentie van Parijs
C
Conferentie van Berlijn
D
Conferentie van Londen

Slide 53 - Quizvraag

De transportrevolutie versterkte de koloniale expansie. Leg met twee voorbeelden uit hoe:

Slide 54 - Open vraag