Verkoop Boek 1 H5 & H6 Ontvangen goederen controleren

STRUX Boek 1 Hoofdstuk 1, 2 & 3
STRUX Boek 1 Herhaling Hoofdstuk 5
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerkoopMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

STRUX Boek 1 Hoofdstuk 1, 2 & 3
STRUX Boek 1 Herhaling Hoofdstuk 5

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Herhaling van hoofdstuk 5 & 6
  • Oefening pakbon
  • Huiswerk
  • Zelfstandig verder werken. Kijk in je studievoortgangsformulier! 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Pakbon
Op de pakbon staan alle goederen apart vermeld. Met daarbij de juiste aantallen. In het magazijn van de leverancier (dus waar de goederen vandaan komen) gebruiken ze de pakbon om de juiste goederen te verzamelen en te verzenden.

Jij gebruikt de pakbon om na het lossen te controleren of je de juiste goederen en hoeveelheden hebt gekregen. Dit doe je niet tijdens het lossen, maar daarna, als de goederen in het magazijn staan. 

Slide 4 - Tekstslide

Wat staat er op de pakbon?
A
Hierop staan alle goederen apart vermeld en niet alleen het aantal colli.
B
Hierop staat wat je allemaal aan de klant moet geven.
C
Het aantal colli.

Slide 5 - Quizvraag

Wat controleer je op de pakbon?
  • Welke goederen zijn er geleverd?
  • Hoeveel is er geleverd?
  • Is de kwaliteit goed?

    Je controleert of dat klopt met wat er op de pakbon staat.

Slide 6 - Tekstslide

Kwaliteitscontrole
Als je gaat controleren dan kijk je niet alleen naar het aantal goederen. Je kijkt ook naar de kwaliteit ervan:
  • Onbeschadigd
  • Juiste temperatuur
  • Vers
  • Verpakking
  • Schoon
  • Compleet

Slide 7 - Tekstslide

Wat schrijf je op de pakbon nadat je de goederen hebt gecontroleerd?
A
Hoelang je bezig bent geweest met controleren
B
Je eigen handtekening
C
Als er iets niet klopt dan schrijf je dat op de pakbon bij het juiste artikel

Slide 8 - Quizvraag

Oefening
We gaan oefenen met het controleren van de pakbon. Dit doen jullie in tweetallen. Je controleert:

- Of de juiste goederen erin zitten.
- Of het de juiste aantallen zijn.
- Of er geen afwijkingen zijn (kapot/beschadigd).

Als dit WEL zo is dan schrijf je dat op de pakbon.

Slide 9 - Tekstslide

De pakbon is hetzelfde als de vrachtbrief
WAAR
NIET WAAR

Slide 10 - Poll

De vrachtbrief
Bij elke levering van goederen zit een vrachtbrief. Deze krijg je van de chauffeur. Met de vrachtbrief controleer je alleen het aantal colli. Je controleert dus NIET wat er in zit.

Slide 11 - Tekstslide

Goederen opslaan
De goederen staan in het magazijn en je hebt ze gecontroleerd. Nu ga je ze vervoeren naar de locatie waar ze worden opgeslagen. De goederen moeten opslaggereed worden gemaakt. Ze moeten dus klaar worden gemaakt om te worden opgeslagen. Daarna zet je ze op de juiste manier en op de juiste plek, bijvoorbeeld in de winkel.

Slide 12 - Tekstslide

Waaraan denken jullie bij opslaggereed maken?

Slide 13 - Woordweb

De goederen zijn in een transportverpakking binnengekomen. Dat is een stevige verpakking zodat de goederen tijdens het transport niet beschadigen.
In de winkel liggen/staan ze in een presentatieverpakking. De goederen natuurlijk netjes gepresenteerd worden aan de klant. Je moet goederen dus ompakken.  

Slide 14 - Tekstslide

Opslaggereed maken
Vaak kun je goederen niet meteen opslaan in de winkel bijvoorbeeld. Je moet eerst nog wat doen, zoals:
  • Ompakken -> goederen uit de dozen halen en opnieuw verpakken.
  • Sorteren -> zodat je ze makkelijk per gangpad in de winkel kunt neerzetten. Zuivel bij zuivel bijvoorbeeld.
  • Sticker met artikelnummer of streepjescode opplakken.
  • Sticker met verkoopprijs of andere productinformatie op de goederen aanbrengen. 

Wat er precies met de goederen moet gebeuren hangt natuurlijk af van het soort winkel waar je werkt. 

Slide 15 - Tekstslide

De goederen zijn in een transportverpakking binnengekomen. In de winkel liggen ze in presentatieverpakking. Daarom moet je de goederen .................. voordat je ze in de winkel kunt opslaan.
A
Openmaken
B
Inpakken
C
Ompakken

Slide 16 - Quizvraag

Ompakken
Ompakken is goederen uit de transportverpakking halen. Zodat je ze in de presentatieverpakking in de winkel kunt leggen.

Soms wordt de presentatieverpakking er niet bijgeleverd.
Denk maar aan de groenteboer die fruitmanden maakt. Hij verpakt het losse fruit in een mand met mooie folie. Hij maakt dus zelf de presentatieverpakking.

Slide 17 - Tekstslide

Opslaan in de winkel
  1. Sorteer de goederen in het magazijn in volgorde van opslag in de winkel. Zet alle goederen die in een bepaald gangpad moeten bij elkaar op je karretje. 
  2. Ga alleen met goederen de winkel in die je direct kunt opruimen. Pallets, rolcontainers en dozen mogen niet te lang in het gangpad blijven staan.
  3. Voordat je een vak gaat vullen zorg je ervoor dat het schoon is. 
  4. Plaats nieuwe artikelen achter in het vak. FIFO vullen.
  5. De klant gaat altijd voor! Natuurlijk moet jij je werk doen, maar de winkel is er voor de klant. Maak dus altijd ruimte voor de klant en geef voorrang. 

Slide 18 - Tekstslide

Wat bedoelen we met FIFO?

Slide 19 - Open vraag

De voorraad
De voorraad: alle artikelen die in de winkel liggen en in het magazijn opgeslagen zijn.

Wat er precies in het magazijn en in de winkel ligt en hoeveel staat in het voorraadsysteem in de computer. Dat voorraadsysteem wordt niet alleen door het magazijn gebruikt. Ook de winkelmedewerkers gebruiken het. Zij kunnen zo de klant vertellen of er nog goederen in het magazijn liggen als ze in de winkel op zijn.

Slide 20 - Tekstslide

Werkelijke voorraad
De goederen die werkelijk/echt in het magazijn en de winkel aanwezig zijn, noem je de werkelijke voorraad. Als de goederen bezorgd worden dan gaat de werkelijke voorraad omhoog.

Stel dat er in het magazijn 7 fietszadels liggen. In de winkel liggen er 3. Dan is de werkelijke voorraad dus 10. 

De werkelijke voorraad is dus de voorraad die je kunt zien, die er werkelijk/echt is.

Slide 21 - Tekstslide

Administratieve voorraad
Ook bij de administratie is de voorraad bekend. Deze staat in de computer. 
Stel de werkelijke voorraad is 30 (dus wat er werkelijk/echt is). Als dat aantal ook in de computer van de administratie staat, dan is de administratieve voorraad ook 30.

Als je de goederen goed telt dan klopt de werkelijke voorraad met de administratieve voorraad.

Als je de voorraad niet goed telt, dan klopt de werkelijke voorraad niet meer met de administratieve voorraad. De administratieve voorraad in de computer wordt hoger als de artikelen op de pakbon erbij geteld worden. Als het werkelijk geleverde aantal goederen anders is dan op de pakbon staat, klopt de administratieve voorraad dus niet meer. 




Slide 22 - Tekstslide

Voorbeeld
Stel dat in het magazijn 18 hamers liggen. In de winkel liggen er 6. De werkelijke voorraad is dus 24 hamers. In de computer staat ook dat er 24 hamers liggen. De werkelijke voorraad klopt met de administratieve voorraad. 

Dan komt de vrachtwagen nieuwe hamers brengen. Op de pakbon staat dat 10 hamers worden geleverd. Maar in werkelijkheid (echt) krijg je maar 9 hamers binnen. De zending is niet goed gecontroleerd. De pakbon met 10 hamers gaat naar de administratie. In de computer worden 10 hamers bij de administratieve voorraad opgeteld.

Nu is er een verschil. 
De werkelijke voorraad is: 24 hamers + 9 geleverde hamers = 33 hamers 

De administratieve voorraad is: 24 hamers + 10 hamers op de pakbon = 34 hamers

Het verschil tussen werkelijke voorraad en administratieve voorraad = 1 hamer

Slide 23 - Tekstslide

Wat is de werkelijke voorraad?
A
De voorraad die in de computer staat
B
De goederen die werkelijk/echt in het magazijn en de winkel aanwezig zijn
C
De voorraad die nog binnen moet komen

Slide 24 - Quizvraag

Waarom is een verschil tussen de werkelijke voorraad en de administratieve niet prettig voor de klant?

Slide 25 - Open vraag

Boek 1 Praktijkopdracht H5 & H6
Op stage maak je:
- Praktijkopdracht bij hoofdstuk 5 (blz. 87 & 88)
- Praktijkopdracht bij hoofdstuk 6 ( blz. 89, 90 & 91)

Maak & doe de opdrachten. Laat je begeleider een handtekening zetten op bladzijde 97. Vul hier in om welke opdracht het gaat.

Slide 26 - Tekstslide