In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Werkwoordspelling
Slide 1 - Tekstslide
Werkwoordspelling
Slide 2 - Tekstslide
Vorige les
Persoonsvormen (t.t/v.t)
Voltooid deelwoorden
Slide 3 - Tekstslide
Deze les: VDBN
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
Slide 4 - Tekstslide
PVTT
Het vliegtuig [landen] om 10:00 uur op Schiphol.
Slide 5 - Open vraag
PVVT
De docenten [tasten] in het duister, waar het die bijzonder hoge cijfers betrof.
Slide 6 - Open vraag
(Voltooid deelwoord) Ik heb aan die beslissing geen consequenties verbonden.
Slide 7 - Open vraag
voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Het voltooid deelwoord kan ook als bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt.
Het voltooid deelwoordstaat danvoor een zelfstandig naamwoord. Het zegt dan ietsover een zelfstandig naamwoord (mensen, dieren, dingen of planten).
Slide 8 - Tekstslide
Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
(Zwakke werkwoorden)
Je schrijft het zo kort mogelijk op bij zwakke werkwoorden.
De verbrede straat ligt vol zand
(ik heb verbreed)
De gevluchte crimineel is opgepakt
(Ik ben gevlucht)
De afgebrande schuur wordt opgeruimd
Maar let op: de verrotte appel
Slide 9 - Tekstslide
Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
(Sterke werkwoorden)
De voltooid deelwoorden van sterke werkwoorden eindigen vaak op -en.
Als het voltooid deelwoord op -en eindigt, dan schrijven we het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord ook met
De gelopen afstand was erg groot. (Ik heb gelopen)
De gebraden kip smaakte heerlijk. (Ik heb gebraden) ((braden, geen sterk ww))
Het geslagen kind werd erg boos. (Ik ben geslagen)
Het vergeten boek lag nog jaren in de kast. (Ik ben vergeten)
Kom je er niet uit of een het lang of kort geschreven moet worden? Vraag jezelf dan af wat het voltooid deelwoord is door Ik ben...., ik heb...., ik word....,
Slide 10 - Tekstslide
De ....... noten smaakten erg zout. (braden)
Slide 11 - Open vraag
Het ...... vlees smaakte heerlijk. (bakken)
Slide 12 - Open vraag
De (redden) schipbreukelingen werden (ondervragen).
A
geredden, ondervraagt
B
geredde, ondervraagt
C
geredde, ondervraagd
Slide 13 - Quizvraag
De ....... agent begroette iedereen wel erg vrolijk. (uitlachen)
Slide 14 - Open vraag
Het ...... paard wilde het meisje niet meer dragen. (hinken)
Slide 15 - Open vraag
1: Het schilderij is gestolen. Het (stelen) schilderij.
Slide 16 - Open vraag
2: Het boek is verkocht. Het (verkopen) boek.
Slide 17 - Open vraag
Het schip is gestrand. Het (stranden) schip.
Slide 18 - Open vraag
De afstand is gerend. De (rennen) afstand.
Slide 19 - Open vraag
De brief is gepost. De (posten) brief.
Slide 20 - Open vraag
Het huis is afgebrand. Het (afbranden) huis.
Slide 21 - Open vraag
De envelop is gesloten. De (sluiten) envelop.
Slide 22 - Open vraag
De envelop is geopend. De (openen) envelop.
Slide 23 - Open vraag
De muren waren mooi geverfd. De (verven) muren.
Slide 24 - Open vraag
Wat ging goed?
Slide 25 - Tekstslide
Ik weet wat een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord is
Ja
Nee
Een beetje
Slide 26 - Poll
Ik weet hoe ik moet achterhalen of ik een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord kort of lang schrijf.