Spelling - vrij 10/9 les 2 + di vanaf verkleinwoorden

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

lesdoel
belangrijkste spellingsregels herhalen 
zodat je deze correct kunt toepassen

Slide 2 - Tekstslide

vandaag
nakijken opdracht 2, 3, 4
uitleg meervoudsvorming + verkleinwoorden
maak opdracht 8 en 13

Slide 3 - Tekstslide

opdracht 2, 3, 4

Slide 4 - Tekstslide

meervoudsvorming

Slide 5 - Tekstslide

meervoudsvorming
S
EN
S of EN
S én EN
vreemde meervouden

Slide 6 - Tekstslide

meervoudsvorming
Bekijk opdracht 7
Welke vorm krijgt het meervoud?

Slide 7 - Tekstslide

opdracht 7

1 bases
2 stommeriken
3 medici
4 groentes, groenten
5 radio’s
6 feeën
7 bacteriën

9 crematoria, crematoriums
10 epidemieën
11 prostituees
12 tantes
13 logés
14 buggy’s
15 plumeaus
16 cowboys

8 hyena’s
9 crematoria, crematoriums
10 epidemieën
11 prostituees
12 tantes
13 logés
14 buggy’s
15 plumeaus
16 cowboys


Slide 8 - Tekstslide

verkleinwoorden

Slide 9 - Tekstslide

verkleinwoorden
-je/-kje/-pje/-tje/-etje
- kort --> lang (vat/vaatje). Let op bij klinkers.
- afkortingen

Slide 10 - Tekstslide

verkleinwoorden
Bekijk opdracht 12. 
Welke vorm krijgt het verkleinwoord?

Slide 11 - Tekstslide

opdracht 12

1 glimwormpje
2 skietje
3 baby’tje
4 cafeetje
5 weggetje, wegje
6 abc’tje
7 vlammetje


8 leuninkje
9 parapluutje
10 stelletje
11 A4’tje
12 jongetje
13 dicteetje
14 bh’tje
15 glaasje

Slide 12 - Tekstslide

huiswerk
maak 8 en 13

Slide 13 - Tekstslide

lesdoel
belangrijkste spellingsregels herhalen 
zodat je deze correct kunt toepassen

Slide 14 - Tekstslide