In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Welcome to class
Slide 1 - Tekstslide
outline of the lesson
Past simple vs Present Pefect
Practice
Suffixes and prefixes
Slide 2 - Tekstslide
past simple:bevestigen
- Gebruik: - verleden > helemaal voorbij - je weet wanneer het gebeurde
- het is afgesloten / afgerond
- Vorm: - regelmatige werkwoorden + ed - onregelmatige werkwoorden > 2e rijtje
Slide 3 - Tekstslide
Past simple: vragen en ontkennen
- Vorm: - did + hele werkwoord
Did you watch the movie yesterday?
- Vorm: - didn't (did not) + hele werkwoord We didn't go to a concert last year.
Vragen:
Ontkennen:
Slide 4 - Tekstslide
Present perfect
gebruik / vorm / ezelsbruggetje
Slide 5 - Tekstslide
present perfect:gebruik en vorm
- Gebruik:
-iets uit het verleden nu nog belangrijk is
-verleden begonnen, nu nog bezig - ervaringen tot nu toe - Vorm: - have / has (he-she-it) + voltooid deelwoord - regelmatige werkwoorden + ed - onregelmatige werkwoorden > 3e rijtje
Slide 6 - Tekstslide
Present Perfect:ezelsbruggetje
Slide 7 - Tekstslide
present perfect:ezelsbruggetje
FYNE JAS
For, Yet, Never, Ever Just, Already , Since
Slide 8 - Tekstslide
Iets uit het verleden nu nog belangrijk is.
We havealreadysaved 500 pounds for our dream holiday.
Johnhasjustreceived an important email.
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Welke woorden zijn signaalwoorden voor de Present Perfect?
A
never / ever / for / since
B
was / were / been
C
however / although / always
D
when / how / always
Slide 12 - Quizvraag
Vul de juiste vorm in van de Present Perfect:
The dogs ___ ___ (not - eat) anything for three days.
A
haven't eated
B
hasn't ate
C
haven't eaten
D
hasn't eaten
Slide 13 - Quizvraag
Vul de juiste vorm in van de Present Perfect:
I ___ ___ (be) home since 3 o'clock.
A
have be
B
has be
C
have been
D
has been
Slide 14 - Quizvraag
Fill in the past simple or the present perfect: He (lived) here since 1998.
Slide 15 - Open vraag
Fill in the past simple or the present perfect: She (to buy) an umbrella yesterday.
Slide 16 - Open vraag
Fill in the past simple or the present perfect: I (just/to finish) building this car.
Slide 17 - Open vraag
Zet deze zin in de present perfect: Rebecca .... (to go) bed
A
Rebecca goes to bed
B
Rebecca is going to bed
C
Rebecca went to bed
D
Rebecca has gone to bed
Slide 18 - Quizvraag
Sleep de signaal woorden naar de juiste tijd
Past Simple
Present perfect
for
2015
two months ago
yesterday
since
already
Slide 19 - Sleepvraag
How many games ____your team____ (win) this season?
A
did won
B
has won
C
has win
D
has winned
Slide 20 - Quizvraag
____ you ____(do) your homework yet? Yes I ____(finish) it an hour ago!
A
Did you do / finish
B
Did you do/ finished
C
Have you done / finished
D
Have you done / finish
Slide 21 - Quizvraag
I ____(not see) Peter since I ____(arrive) last Tuesday.
A
did not see / have arrived
B
have not seen / arrived
C
did not saw / arrived
D
have not seed / arrived
Slide 22 - Quizvraag
Heads down
Do exercises 11 and 12 (lesson 3)
Done? study the words and expressions of the previous lessons.