2-kgt toets thema 6 Ecologie en duurzaamheid BVJ MAX 22/23 LB
thema 6 Ecologie en duurzaamheid 2 kgt
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2
In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
thema 6 Ecologie en duurzaamheid 2 kgt
Slide 1 - Tekstslide
juist/onjuist vragen
Slide 2 - Tekstslide
1. Een regenbui is een abiotische factor.
A
juist
B
onjuist
Slide 3 - Quizvraag
2. Een van de oorzaken van de milieuproblemen is dat het aantal soorten planten en dieren afneemt.
A
juist
B
onjuist
Slide 4 - Quizvraag
3. De mens is van het milieu afhankelijk, onder andere doordat het milieu grondstoffen en zuurstof levert.
A
juist
B
onjuist
Slide 5 - Quizvraag
4. Bij parasitisme heeft de gastheer voordeel van de relatie met de parasiet.
A
juist
B
onjuist
Slide 6 - Quizvraag
5. Populaties maken deel uit van een ecosysteem.
A
juist
B
onjuist
Slide 7 - Quizvraag
6. Niet méér stoffen uit het milieu halen dan het milieu kan aanvullen is een vorm van duurzaam omgaan met het milieu.
A
juist
B
onjuist
Slide 8 - Quizvraag
7. Een edelhert behoort tot de consumenten.
A
juist
B
onjuist
Slide 9 - Quizvraag
Twee roodborstmannetjes strijden om een partner.
8. Dit is een voorbeeld van samenwerking.
A
juist
B
onjuist
Slide 10 - Quizvraag
9. Een roodborstje bouwt een nest in een boom. Voor een roodborstje is nestgelegenheid een biotische factor.
A
juist
B
onjuist
Slide 11 - Quizvraag
10. Als wolven de grens tussen Duitsland en Nederland oversteken, is dat een vorm van herintroductie.
A
juist
B
onjuist
Slide 12 - Quizvraag
11. Een alleseter is een dier dat alle soorten planten in zijn gebied eet.
A
juist
B
onjuist
Slide 13 - Quizvraag
12. Bacteriën en schimmels zijn reducenten.
A
juist
B
onjuist
Slide 14 - Quizvraag
13. De mens gebruikt aardolie uit het milieu als grondstof.
A
juist
B
onjuist
Slide 15 - Quizvraag
14. Bij precisielandbouw wordt precies de hoeveelheid gewas verbouwd die nodig is.
A
juist
B
onjuist
Slide 16 - Quizvraag
15. Zonder het broeikaseffect zou de temperatuur op aarde 30 graden hoger zijn.
A
juist
B
onjuist
Slide 17 - Quizvraag
meerkeuzevragen
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Kijk naar de afbeelding en lees de tekst op de vorige bladzijde.
16. Welke van de volgende dieren kan in schakel 3 thuishoren?
A
een garnaal
B
een kaaimankrokodil
C
een waterkever
Slide 20 - Quizvraag
Kijk opnieuw naar de afbeelding en de tekst. Kikkervisjes eten alleen de organismen die in schakel 1 thuishoren.
17. Tot welke groep horen de kikkervisjes dus?
A
tot de alleseters
B
tot de planteneters
C
tot de vleeseters
Slide 21 - Quizvraag
Hieronder staan 3 beweringen over klimaatverandering. 1. Door de stijging van de temperatuur op aarde ontstaat een klimaatverandering. 2. Door klimaatverandering stijgt de zeespiegel. 3. Door klimaatverandering worden de woestijnen groter.
18. Welke van deze beweringen is, of zijn juist?
A
alleen de beweringen 1 en 2
B
alleen de beweringen 1 en 3
C
alleen de beweringen 2 en 3
D
de beweringen 1, 2 en 3
Slide 22 - Quizvraag
De temperatuur van het zeewater is al jaren aan het stijgen.
19. Wat kan een oorzaak zijn voor de stijging van de temperatuur van het zeewater?
A
Een stijging van de zeewaterspiegel in de oceanen.
B
Een toename van de hoeveelheid koolstofdioxide in de atmosfeer.
C
Een toename van het gebruik van duurzame energie.
Slide 23 - Quizvraag
Aan vier leerlingen wordt gevraagd een voorbeeld te noemen van een ecosysteem. Leerling 1: alle abiotische factoren in een gebied. Leerling 2: alle dieren die in Nederland leven, in samenhang met de plantengroei. Leerling 3: alle eekhoorns in een loofbos, in samenhang met de bomen. Leerling 4: alle organismen die in een bepaald meertje leven, in samenhang met de abiotische factoren.
20. Welke leerling geeft een juist voorbeeld van een ecosysteem?
A
leerling 1
B
leerling 2
C
leerling 3
D
leerling 4
Slide 24 - Quizvraag
In ons land wordt elk jaar zo'n 4,3 miljoen ton huishoudelijk afval geproduceerd. Het afval kan in 5 groepen worden ingedeeld: 1. groente-, fruit- en tuinafval 2. glas 3. plastic 4. metaal 5. papier
21. Welke van deze groepen afval is, of zijn biologisch afbreekbaar?
A
alleen 1
B
alleen 1 en 5
C
alleen 1, 4 en 5
D
alleen 2, 3 en 5
Slide 25 - Quizvraag
22. Hoe wordt de verzameling van alle organismen in een vijver genoemd?
A
een ecosysteem
B
een levensgemeenschap
C
een populatie
Slide 26 - Quizvraag
23. Welke van de volgende groepen organismen is een voorbeeld van een populatie?
A
alle insecten in een bos
B
alle madeliefjes in een weiland
C
de begroeiing op een heideveld
D
een paard met een veulen in een weiland
Slide 27 - Quizvraag
open vragen
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Lees de tekst op de vorige bladzijde. In de tekst worden verschillende organismen genoemd die deel uitmaken van een voedselweb. Dit voedselweb bestaat uit een aantal voedselketens.
24. Schrijf een voedselketen op met drie organismen die in de tekst worden genoemd.
Slide 30 - Open vraag
Slide 31 - Tekstslide
25. Leg uit dat het gebruik van plastic niet milieuvriendelijk is, ook al wordt het hergebruikt of gerecycled.
Slide 32 - Open vraag
Emily-Jane gebruikt tasjes van bijenwasdoek (katoen, ingesmeerd met bijenwas) in plaats van plastic tasjes om bijvoorbeeld brood of groente te vervoeren.
26. Wat is het voordeel daarvan voor het milieu?
Slide 33 - Open vraag
In het natuurgebied de Oostvaardersplassen leven veel edelherten en runderen. Stel dat men wolven invoert om het aantal edelherten en runderen te verminderen. 28. Welk effect heeft het invoeren van wolven op de plantengroei in de Oostvaardersplassen?