In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Welkom H5A!
Slide 1 - Tekstslide
Programma
10 minuten lezen
Herhaling Communicatie 2, 3 en 4: onderwerp, hoofdgedachte, tekstsoorten, inleiding, kern en slot
Afsluiting en vooruitblik
Slide 2 - Tekstslide
10 minuten lezen
Slide 3 - Tekstslide
Wat is het onderwerp van een tekst? Het onderwerp van een tekst...
A
... vertelt in één woord waar de tekst over gaat.
B
... vertelt wat het belangrijkste van de tekst is.
C
... vertelt wat iemand ergens van vindt.
D
... vertelt wat waar of niet waar is.
Slide 4 - Quizvraag
Wat is het onderwerp van de tekst?
Wat is het onderwerp van de tekst?
A
gevonden pootafdrukken van dino's
B
het Schotse eiland Skye
C
wetenschappers in Schotland
Slide 5 - Quizvraag
Wat is een hoofdgedachte van een tekst?
A
gedachte uit je hoofd
B
het belangrijkste wat er over het onderwerp gezegd wordt in de tekst
C
samenvatting van een tekst
D
één zin in de tekst
Slide 6 - Quizvraag
Wat is de hoofdgedachte?
Wat is de hoofdgedachte?
A
Man vindt vogelspin in fruit, dit is vrij uniek.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.
Slide 7 - Quizvraag
Wat is de hoofdgedachte?
A
Door alle inspanningen van de gemeente wordt Zwolle gezien als een fietsstad.
B
Door het aanleggen van fietsstraten denkt de gemeente Zwolle dat de binnenstad verkeersveiliger wordt.
C
Een fietsstraat is een straat die ingericht is als een soort fietspad waar ook auto’s op mogen rijden.
D
Door de fietsstraten zijn de belangrijke fietsroutes voor fietsers en automobilisten beter herkenbaar.
Slide 8 - Quizvraag
Welke tekstsoort hoort niet in het rijtje thuis?
A
discussiestuk
B
betoog
C
beschouwing
D
uiteenzetting
Slide 9 - Quizvraag
Noem een voorbeeld van een amuserende tekst.
Slide 10 - Woordweb
Noem een voorbeeld van een activerende tekst.
Slide 11 - Woordweb
Waar of niet waar? Een activerende tekst lijkt op een overtuigende tekst, maar het gaat een stapje verder: de schrijver wil niet alleen dat je het met hem/haar eens bent, hij/zij wil ook dat je iets (niet) gaat DOEN.
A
waar
B
niet waar
Slide 12 - Quizvraag
In welke tekstsoort staan voornamelijk feiten?
A
overtuigende tekst
B
beschouwende tekst
C
activerende tekst
D
informerende tekst
Slide 13 - Quizvraag
amuserende tekst
overtuigende tekst
activerende tekst
Slide 14 - Sleepvraag
Welke vijf tekstdoelen ken je/moet je kennen?
Slide 15 - Woordweb
Wat is het tekstdoel?
A
amuseren
B
overtuigen
C
informeren
D
activeren
Slide 16 - Quizvraag
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren
Slide 17 - Quizvraag
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen
Slide 18 - Quizvraag
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen
Slide 19 - Quizvraag
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
beschouwen
Slide 20 - Quizvraag
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen
Slide 21 - Quizvraag
Wat is de functie van de inleiding van een tekst?
A
Onderwerp duidelijk maken
B
Samenvatting van de tekst geven
C
Deelonderwerpen bespreken
D
Een conclusie geven
Slide 22 - Quizvraag
Wat is de tweede functie van de inleiding van een tekst?
A
Anekdote introduceren
B
Aandacht van de lezer trekken
C
Deelonderwerpen bespreken
D
Een conclusie geven
Slide 23 - Quizvraag
Wat is de derde functie van de inleiding van een tekst?
A
Aanleiding van het schrijven geven
B
Actualiteit introduceren
C
Tekststructuur duidelijk maken
D
Een uitsmijter geven
Slide 24 - Quizvraag
Uit welk(e) alinea('s) bestaat de inleiding?
A
alinea 1
B
alinea 1 en 2
C
alinea 1, 2 en 3
Slide 25 - Quizvraag
Wat is de functie van de kern van een tekst?
A
Vat de tekst samen
B
Het onderwerp wordt toegelicht d.m.v. deelonderwerpen
C
De schrijver vertelt zijn mening
D
Meningen van andere worden toegelicht
Slide 26 - Quizvraag
Wat hoort NIET in de kern van een tekst?
A
het belangrijkste wordt samengevat
B
nieuwe informatie
C
meerdere alinea's
D
deelonderwerpen
Slide 27 - Quizvraag
Wat is een functie van het slot?
A
de centrale vraag stellen
B
je mening geven
C
een samenvatting geven
D
enkele personen introduceren
Slide 28 - Quizvraag
Wat is een andere functie van het slot?
A
de centrale vraag stellen
B
je mening geven
C
nieuwe informatie geven
D
een advies geven
Slide 29 - Quizvraag
Wat is een derde functie van het slot?
A
een conclusie geven
B
je mening geven
C
nieuwe informatie geven
D
een vraag stellen
Slide 30 - Quizvraag
A
een advies geven
B
een conclusie geven
C
een samenvatting geven
Slide 31 - Quizvraag
Uit welk(e) alinea('s) bestaat het slot van deze tekst?
A
alinea 5, 6 en 7
B
alinea 6 en 7
C
alinea 7
Slide 32 - Quizvraag
Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: maandag 20 november
Huiswerk: leren theorie Communicatie 2, 3 en 4 (p. 56-61)