V4 Par 2 en 3 Onderwerp, hoofdgedachte en tekstsoorten
Welkom V4TB!
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Welkom V4TB!
Slide 1 - Tekstslide
Programma
10 minuten lezen
Communicatie 2 onderwerp en hoofdgedachte
Afsluiting en vooruitblik
Slide 2 - Tekstslide
10 minuten lezen
Slide 3 - Tekstslide
Communicatie 2
Doelen:
Je oefent met het herkennen van het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst.
Slide 4 - Tekstslide
Wat is het onderwerp van een tekst? Het onderwerp van een tekst...
A
... vertelt in één woord waar de tekst over gaat.
B
... vertelt wat het belangrijkste van de tekst is.
C
... vertelt wat iemand ergens van vindt.
D
... vertelt wat waar of niet waar is.
Slide 5 - Quizvraag
Wat is het onderwerp van de tekst?
Wat is het onderwerp van de tekst?
A
gevonden pootafdrukken van dino's
B
het Schotse eiland Skye
C
wetenschappers in Schotland
Slide 6 - Quizvraag
Wat is een hoofdgedachte van een tekst?
A
gedachte uit je hoofd
B
het belangrijkste wat er over het onderwerp gezegd wordt in de tekst
C
samenvatting van een tekst
D
één zin in de tekst
Slide 7 - Quizvraag
Wat is de hoofdgedachte?
Wat is de hoofdgedachte?
A
Man vindt vogelspin in fruit, dit is vrij uniek.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.
Slide 8 - Quizvraag
Hoofdgedachte?
A
Een groepsapp kun je goed gebruiken voor je huiswerk, voor extra uitleg van opdrachten en voor opdrachten waarmee je een bonus kunt verdienen.
B
Een groepsapp kan ook nadelen hebben.
C
Je moet samen duidelijke regels afspreken over hoe en waarvoor je de app gebruikt.
D
Een groepsapp is handig voor als je iets niet snapt van de opdrachten die je thuis moet doen.
Slide 9 - Quizvraag
De hoofdgedachte geeft vaak aanwijzingen over het tekstdoel:
De hoofdgedachte is een constatering
De hoofdgedachte is een mening
Overtuigen
informeren
Slide 10 - Sleepvraag
Niet waar
Waar
De hoofdgedachte geeft antwoord op de hoofdvraag.
Hoofdgedachte en tekstonderwerp hebben altijd met elkaar te maken.
De hoofdgedachte staat altijd in de inleiding.
In een hoofdgedachte staan soms bijzaken.
Slide 11 - Sleepvraag
Wat is de hoofdgedachte?
A
Door alle inspanningen van de gemeente wordt Zwolle gezien als een fietsstad.
B
Door het aanleggen van fietsstraten denkt de gemeente Zwolle dat de binnenstad verkeersveiliger wordt.
C
Een fietsstraat is een straat die ingericht is als een soort fietspad waar ook auto’s op mogen rijden.
D
Door de fietsstraten zijn de belangrijke fietsroutes voor fietsers en automobilisten beter herkenbaar.
Slide 12 - Quizvraag
Bedenk een mogelijke hoofdgedachte bij de volgende drie onderwerpen: (1) voetbal op kunstgras, (2) bol.com en (3) lettervermicelli
Slide 13 - Open vraag
Welke tekstsoort hoort niet in het rijtje thuis?
A
discussiestuk
B
betoog
C
beschouwing
D
uiteenzetting
Slide 14 - Quizvraag
Noem een voorbeeld van een amuserende tekst.
Slide 15 - Woordweb
Noem een voorbeeld van een activerende tekst.
Slide 16 - Woordweb
Waar of niet waar? Een activerende tekst lijkt op een overtuigende tekst, maar het gaat een stapje verder: de schrijver wil niet alleen dat je het met hem/haar eens bent, hij/zij wil ook dat je iets (niet) gaat DOEN.
A
waar
B
niet waar
Slide 17 - Quizvraag
In welke tekstsoort staan voornamelijk feiten?
A
overtuigende tekst
B
beschouwende tekst
C
activerende tekst
D
informerende tekst
Slide 18 - Quizvraag
Welke vijf tekstdoelen ken je/moet je kennen?
Slide 19 - Woordweb
Tekstdoelen
Een menukaart heeft als tekstdoel:
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Activeren
Slide 20 - Quizvraag
Tekstdoel is
A
activeren
B
amuseren
C
overtuigen
D
informeren
Slide 21 - Quizvraag
Wat is het tekstdoel?
A
Instrueren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren
Slide 22 - Quizvraag
amuserende tekst
overtuigende tekst
activerende tekst
Slide 23 - Sleepvraag
Wat is het tekstdoel?
A
amuseren
B
overtuigen
C
informeren
D
activeren
Slide 24 - Quizvraag
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren
Slide 25 - Quizvraag
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen
Slide 26 - Quizvraag
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen
Slide 27 - Quizvraag
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
beschouwen
Slide 28 - Quizvraag
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen
Slide 29 - Quizvraag
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
beschouwen
C
activeren
D
overtuigen
Slide 30 - Quizvraag
Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
Wat betekent het woord hoofdgedachte?
A
de belangrijkste zin van een alinea
B
het onderwerp van de tekst
C
een uitspraak waar je het wel of niet mee eens bent
D
het belangrijkste wat over het onderwerp wordt gezegd in één zin
Slide 31 - Quizvraag
Wat is het onderwerp van een tekst? Het onderwerp van een tekst...
A
... vertelt in één woord of een paar woorden waar de tekst over gaat.
B
... vertelt wat het belangrijkste van de tekst is.
C
... vertelt wat iemand ergens van vindt.
D
... vertelt wat waar of niet waar is.
Slide 32 - Quizvraag
Huiswerkopdrachten maken
Lees Communicatie 2 (p. 56-57 hoofdboek)
Maak opdr. 3, 8, 10 t/m 14 (p. 34-37 oefenboek)
Je krijgt voor deze opdrachten de rest van de les de tijd.