Jeelo 1583 Zakgeld in Nederland

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 5,6

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Zakgeld

Slide 2 - Woordweb

0

Slide 3 - Video

Wat doe jij als je niet genoeg geld hebt om te kopen wat je leuk vindt?

Slide 4 - Open vraag

Doel van de les
Leesdoel: Aan het eind van de les weet ik meer over het zakgeld dat Nederlandse kinderen krijgen (of niet krijgen).

Lesdoel: Ik kan informatie uit een infographic halen.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

De juf of meester leest de bron voor:
* Onderstreep de woorden die je nog niet begrijpt.


Slide 12 - Tekstslide

moeilijke woorden?

Slide 13 - Woordweb

Ik doe het voor:

 1. Wat krijgt een kind aan zakgeld 
per week?

Hoe weet ik dat?








1. Wat valt er op?
2. Welke onderdelen horen bij elkaar?

  • Ze staan in een groepje bij elkaar.
  • Ze staan in volgorde van links naar rechts of van boven naar onder.
  • Er staan pijlen tussen.
  • Ze staan in een vak met één kleur of een lijn eromheen. 
  • Er staat een kopje boven.

Slide 14 - Tekstslide

We doen het samen:

2. Krijgen alle kinderen zakgeld?

Hoe weet ik dat?













1. Wat valt er op?
2. Welke onderdelen horen bij elkaar?

  • Ze staan in een groepje bij elkaar.
  • Ze staan in volgorde van links naar rechts of van boven naar onder.
  • Er staan pijlen tussen.
  • Ze staan in een vak met één kleur of een lijn eromheen.
  • Er staat een kopje boven.

Slide 15 - Tekstslide

In tweetallen

3. Kopen meisjes meer cadeautjes dan jongens?

Hoe weet ik dat?













1. Wat valt er op?
2. Welke onderdelen horen bij elkaar?

  • Ze staan in een groepje bij elkaar.
  • Ze staan in volgorde van links naar rechts of van boven naar onder.
  • Er staan pijlen tussen.
  • Ze staan in een vak met één kleur of een lijn eromheen.
  • Er staat een kopje boven.

Slide 16 - Tekstslide

Hoe verdienen de kinderen hun geld?
A
Folders rondbrengen
B
Taarten eten
C
Werken in de tuin
D
Met opa of oma wandelen

Slide 17 - Quizvraag

Waarvoor is de chip op de bankpas?

Slide 18 - Open vraag

Jongens kopen meer snoepjes en ijsjes dan meisjes?
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Er zijn best veel kinderen die nooit zakgeld krijgen. Hoe komen die kinderen aan geld?

Slide 20 - Open vraag

Denkvraag:
Je hebt informatie gekregen over zakgeld in Nederland. Weet je dan nu hoeveel kinderen in jouw groep zakgeld krijgen?
Waarom wel of niet?

Slide 21 - Open vraag

Ik kan informatie halen uit een infographic.
A
ja
B
nee
C
ik moet nog een keer oefenen
D
Wat is een infographic?

Slide 22 - Quizvraag

Extra verwerking:  1920 Filosoferen over een tekst.




- stap 1: Denk na over deze vraag. Overleg samen en bedenk een antwoord. Schrijf dit antwoord op.
- stap 2: Vertel het antwoord aan de klas. Kies samen een antwoord, want daar gaat het gesprek over.
- stap 3: Bespreek het antwoord met z'n allen. Wat vind jij van het antwoord.


Hoe zou het zijn als je geen zakgeld zou krijgen? Waarom?

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide