1. Kun je me vertellen hoe het landschap is?
2. De stad is een drukke en volle plek.
3. Het is erg afgelegen.
4. Ik heb mijn enkel verzwikt bij een wandeltocht in de bergen.
5. Je slechtste eigenschap is dat je nooit luistert.
6. Ik laat me door niemand vertellen wat ik moet doen.
7. Bij de oceaan waait het vaak harder dan in het binnenland.