4 HAVO zouten oefenen

Deze les
Een korte video met daarin een voorbeeld van een neerslagreactie en daarna een serie opgaven.
Bij de eerste meerkeuze vragen zit na iedere vraag een blad met een uitleg over het juiste antwoord.
De open vragen kun je beantwoorden door te typen of door een foto van een schrift te maken.
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Deze les
Een korte video met daarin een voorbeeld van een neerslagreactie en daarna een serie opgaven.
Bij de eerste meerkeuze vragen zit na iedere vraag een blad met een uitleg over het juiste antwoord.
De open vragen kun je beantwoorden door te typen of door een foto van een schrift te maken.

Slide 1 - Tekstslide

Neerslagreacties

Slide 2 - Tekstslide

Neerslagreacties
  • In een zoutoplossing bevinden zich losse ionen.
  • Bij samenvoegen van zoutoplossingen, ontstaat er soms een slecht oplosbaar zout.
  • Je ziet een suspensie ontstaan (troebel mengsel).
  • Er is sprake van een neerslagreactie.

Slide 3 - Tekstslide

0

Slide 4 - Video

In welke Binas tabel staat de oplosbaarheid van een zout?
A
99D
B
66A
C
66D
D
45A

Slide 5 - Quizvraag

Neerslagreacties
  1. Maak een mini-oplosbaarheidstabel met de ionen uit beide oplossingen.
  2. Vul 'g' of 's' in m.b.v. Binas 45A.
  3. Als een combinatie van ionen een 's' oplevert, geef je hiervan de reactievergelijking.

Slide 6 - Tekstslide

Neerslagreactie: lood(II)jodide
1. Mini-oplosbaarheidstabel
(Binas 45A)

2. Pb2+ en I- geven een neerslag (letter 's')
3. Reactievergelijking: Pb2+ (aq) + 2 I- (aq) -> PbI2 (s)
4. Kleur is te vinden in Binas 65B (geel)

Slide 7 - Tekstslide

Welke van de volgende zouten is slecht oplosbaar in water?
A
Natriumnitraat
B
Magnesiumfluoride
C
Natriumfluoride
D
Magnesiumnitraat

Slide 8 - Quizvraag

Welke van onderstaande reacties is een neerslagreactie?
A
Cu2++S2>CuS
B
CuS>Cu2++S2
C
Cu+S>CuS
D
CuS>Cu+S

Slide 9 - Quizvraag

Uitleg quizvraag
A) er staan ionen voor de pijl en een slecht oplosbaar zout (CuS) na de pijl, dat is een neerslagreactie
B) hier staat een zout voor de pijl en losse ionen na de pijl, dit is dus een oplosvergelijking. (dit is een slecht oplosbaar zout, dus dit kan niet)
C) voor de pijl staat en metaal en een niet-metaal en na de pijl staat een zout, dit is dus een reactie voor het maken van een zout.
D) dit is een ontledingsreactie, het zout valt uit elkaar in een metaal en niet-metaal.

Slide 10 - Tekstslide

1) Zinkionen en fosfaationen
2) Natriumionen en carbonaationen
3) Koperionen en sulfaationen
A
Bij 1, 2 én 3 ontstaat een neerslag.
B
Zowel bij 1 en 3 ontstaat een neerslag.
C
Alleen bij 1 ontstaat er een neerslag.
D
Alleen bij 3 ontstaat er een neerslag.

Slide 11 - Quizvraag

Uitleg quizvraag
Zoek in Binas 45A op of de zouten in deze mengsels goed oplossen of niet.
Mengsel 1 geeft zinkfosfaat, dat is slecht oplosbaar.
Mengsel 2 geeft natriumcarbonaat, dat is goed oplosbaar. (want het bevat natrium)
Mengsel 3 Geeft koper(II)sulfaat, dat is goed oplosbaar.

Alleen bij 1 ontstaat een neerslag dus antwoord C.

Slide 12 - Tekstslide

Welke zoutoplossing is geschikt om koper(II)ionen te verwijderen uit een oplossing? (Gebruik SD 8.4d)
A
Zilverchloride-oplossing
B
IJzer(II)sulfide-oplossing
C
Natronloog (natriumhydroxide-opl)
D
Natriumnitraat-oplossing

Slide 13 - Quizvraag

Uitleg quizvraag
A) zilverchloride is een slecht oplosbaar zout, dus dit kun je niet als oplossing toevoegen.
B) het sulfide-ion is wel geschikt, maar het ijzer(II)-ion is ongeschikt als tegenion. Ook ijzer(II)sulfide is een slecht oplosbaar zout.
C) het hydroxide-ion geeft neerslag met het koper(II)-ion. Het natriumion is een geschikt tegenion; natriumhydroxide is een goed oplosbaar zout.
D) het nitraation geeft geen neerslag met het koper(II)-ion.

Slide 14 - Tekstslide

Welke zoutoplossing is geschikt om kwik(I)ionen te verwijderen uit een oplossing? (Gebruik SD 8.4d)
A
Kaliumchloride-oplossing
B
Natriumnitraat-oplossing
C
Magnesiumnitraat-oplossing
D
Zilverchloride-oplossing

Slide 15 - Quizvraag

Uitleg quizvraag
A) het chloride-ion geeft neerslag met het kwik(I)ion. Het kaliumion is een geschikt tegenion; kaliumchloride is een goed oplosbaar zout.
B) het nitraation geeft geen neerslag met het koper(II)ion. 
C) het nitraation geeft geen neerslag met het koper(II)ion. 
D) zilverchloride is een slecht oplosbaar zout, dus dit kun je niet als oplossing toevoegen.

Slide 16 - Tekstslide

Welke twee zoutoplossingen kun je samenvoegen om calciumcarbonaat te krijgen?
A
calciumchloride-opl + zinkcarbonaat-opl
B
calciumfluoride-opl + kaliumcarbonaat-opl
C
calciumchloride-opl + natriumcarbonaat-opl
D
calciumnitraat-opl + ijzer(II)carbonaat-opl

Slide 17 - Quizvraag

Uitleg quizvraag
A) zinkcarbonaat is een slecht oplosbaar zout.
B) calciumfluoride is een slecht oplosbaar zout.
C) calcium- en carbonaationen vormen neerslag. Natrium- en chlorideionen blijven in oplossing.
D) ijzer(II)carbonaat is een slecht oplosbaar zout.

Slide 18 - Tekstslide

Een pot magnesiumchloride is mogelijk vervuild met bariumchloride. Welk zout kun je gebruiken om te achterhalen of de pot vervuild is met bariumchloride.
A
natriumfosfaat
B
ammoniumsulfaat
C
lood(II)sulfaat
D
kaliumhydroxide

Slide 19 - Quizvraag

Uitleg quizvraag
A) fosfaationen geven neerslag met zowel magnesium- als bariumionen
B) sulfaationen geven alleen neerslag met bariumionen. Ammoniumsulfaat is een goed oplosbaar zout.
C) sulfaationen geven alleen neerslag met bariumionen, maar lood(II)sulfaat is een slecht oplosbaar zout.
D) hydroxide-ionen geven alleen neerslag met magnesiumionen. Maar je wilt juist de bariumionen aantonen als ze er zijn, niet de magnesiumionen.

Slide 20 - Tekstslide

Ontstaat er een neerslagreactie? Zo ja, geef de vergelijking.
Oplossing natriumchloride + oplossing zilvernitraat.

Slide 21 - Open vraag

Ontstaat er een neerslagreactie? Zo ja, geef de vergelijking.
Oplossing kaliumnitraat + opl. natriumchloride.

Slide 22 - Open vraag

Ontstaat er een neerslagreactie? Zo ja, geef de vergelijking.
Opl. magnesiumchloride + opl. kaliumfosfaat.

Slide 23 - Open vraag

Aan een oplossing van bariumnitraat voeg je een oplossing van natriumjodide toe.
Ontstaat er een neerslag? Leg je antwoord uit.

Slide 24 - Open vraag

Je hebt twee oplossingen, koper(II)bromide en natriumhydroxide. Deze doe je bij elkaar. Onstaat er een neerslag? Zo ja, noteer de neerslagreactie.

Slide 25 - Open vraag

Je hebt twee oplossingen, kaliumchloride en ammoniumnitraat. Deze doe je bij elkaar. Onstaat er een neerslag? Zo ja, noteer de oplosreacties en de neerslagreactie.

Slide 26 - Open vraag

Einde

Slide 27 - Tekstslide