3.1 Atoommodel

3.1 Atoommodel
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

3.1 Atoommodel

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Activiteit
Doel
Tijdsduur
-Atoombouw
Nieuwe leerdoelen introduceren
20 min
-Periodiek Systeem
15 min
-Oefenen
Nieuwe leerdoelen verwerken
15 min

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je kunt de bouw van een atoom beschrijven.
  • Je kunt de begrippen atoomnummer, massagetal en isotoop gebruiken.
  • Je kunt de opbouw van het periodiek systeem beschrijven.
  • Je weet tot welke groep de halogenen en edelgassen behoren.
  • Je weet dat atoomsoorten zijn in te delen in metalen en niet-metalen en kunt in het periodiek systeem die verdeling globaal aangeven.

Slide 3 - Tekstslide

Waar bestaat het universum uit?
99,99% = leegte
0,01% = materie

Leegte bestaat uit een
afwezigheid van deeltjes.

Waar bestaat materie uit?



Slide 4 - Tekstslide

Bouwstenen materie
Een groot deel van de deeltjes in het universum bestaat uit moleculen (deeltjes).

Slide 5 - Tekstslide

Bouwstenen materie
Maar moleculen bestaan natuurlijk ook weer ergens uit, namelijk atomen!

Slide 6 - Tekstslide

Is er iets kleiners dan atomen?
Jazeker! Een atoom bestaat uit 2 onderdelen:

1. De atoomkern (nucleus), de atoomkern bevat 2
soorten deeltjes:
  • Proton(p⁺): een positief geladen deeltje.
  • Neutron(n⁰): een ongeladen deeltje.

2. De elektronenwolk, de elektronenwolk bevat maar 1 soort deeltje:
  • Elektron(e⁻): een negatief geladen deeltje dat rond de kern beweegt.

Slide 7 - Tekstslide

Elektronenwolk
In een elektronenwolk bewegen elektronen om de kern heen.
  • Elektronen zitten in verschillende schillen in een elektronenwolk.
  • De schillen worden van binnen naar buiten toe gevuld met elektronen.
  • Elke schil heeft een eigen letter.
  • Elektronen in de buitenste schil heten valentie-elektronen.

Slide 8 - Tekstslide

Ladingen
Zoals we eerder zagen hebben protonen en elektronen een lading.
  • Elke proton heeft 1 positieve lading (1+)
  • Elke elektron heeft 1 negatieve lading (1-)

Wanneer atomen  neutraal geladen zijn, hebben ze een lading van 0.
  • Dit betekent dat er dan in een atoom evenveel protonen als elektronen moet zitten.
  • Dus: aantal protonen = aantal elektronen
  • Een atoom is dan elektrisch neutraal

Slide 9 - Tekstslide

Waar zitten welke deeltjes?
Kern
Wolk
Protonen
Elektronen
Neutronen

Slide 10 - Sleepvraag

Hoe heten de elektronen in de buitenste schil?

Slide 11 - Open vraag

Als een elektrisch neutraal atoom 10 protonen heeft. Hoeveel elektronen heeft het dan?
A
5
B
10
C
15
D
20

Slide 12 - Quizvraag

Massagetal
  • Uit een eerdere dia weten we dat in een neutraal atoom het aantal protonen = aantal elektronen.
  • Dus als je 6 protonen hebt, heb je ook 6 elektronen.
  • Maar niet altijd is het aantal protonen ≠ aantal neutronen.
  • Atomen hebben namelijk isotopen!
  • Isotopen = hetzelfde atoomsoort, verschillende hoeveelheid neutronen.

Bijvoorbeeld: Een koolstofatoom bestaat altijd uit 6 protonen. Maar sommige koolstofatomen bevatten 6 neutronen, en andere bevatten 7 neutronen.


Slide 13 - Tekstslide

Massagetal
Hoe weet je wanneer je te maken hebt met andere hoeveelheden neutronen?
Massagetal = aantal protonen + aantal neutronen

Het massagetal geeft dus aan hoeveel neutronen een atoom heeft.
  • Wetenschappelijke notaties: C-13, ¹³C, ¹³₆C

De wetenschappelijke notatie geeft dus eigenlijk het volgende aan: hoeveel protonen, neutronen en elektronen je hebt.

Slide 14 - Tekstslide

Handige simulatie
Een atoom bouwen

De link hierboven brengt je naar een site waar je zelf een atoom kan bouwen, om te kijken of je het helemaal snapt.

Slide 15 - Tekstslide

Een zuurstofatoom heeft 8 protonen, 9 neutronen en 8 elektronen, wat is het massagetal?
A
1
B
10
C
16
D
17

Slide 16 - Quizvraag

Atomen
Atomen kunnen verschillen in hoeveel protonen, neutronen en elektronen ze hebben!
  • Sommige atomen hebben 1 van elk
  • Sommige atomen hebben 25 protonen, neutronen en elektronen
  • Sommigen hebben 68 protonen , 80 neutronen en 68 elektronen
  • De hoeveelheid combinaties zijn groot!

Hoe deel je atomen in?

Slide 17 - Tekstslide

Indelen atomen
Atomen deel je op in elementen:
  • Atomen die maar 1 proton hebben horen bij het element waterstof (H). Het zijn dus een waterstofatomen.
  • Atomen die 6 protonen hebben horen bij het element koolstof (C). het zijn dus een koolstofatomen.
  • Elementen hebben afkortingen in de vorm van 1 hoofdletter en soms 1 kleine letter erbij!
  • In totaal zijn er (tot nu toe) 118 elementen!

Al deze elementen staan mooi weergegeven in het periodiek systeem! (zie Binas)

Slide 18 - Tekstslide

Ordening
Getallen gaan van linksboven naar rechtsonder.

Het getal dat er staat heet het atoomnummer.
  • atoomnummer = aantal protonen.

2 rijen eronder horen ertussen te staan.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Periodiek systeem
  • Tot nu toe 118 elementen ontdekt, eerste 95 natuurlijk, laatste 23 synthetisch

  • Elementen gerangschikt op eigenschappen

  • Verticaal: perioden

  • Horizontaal: groepen (elementen in dezelfde groep hebben overeenkomstige eigenschappen)





Slide 21 - Tekstslide

Groepen
Elementen die in dezelfde groep staan hebben gelijknamige eigenschappen.

Sommige groepen hebben namen:
  • Groep 1 (behalve H): alkalimetalen. Reageren goed met groep 17. Reageren goed met zuurstof. Exploderend wanneer het in contact komt met water.
  • Groep 2: aardalkalimetalen. Reageren goed met groep 16.
  • Groep 17: Halogenen. Reageren heel goed met groep 1.
  • Groep 18: Edelgassen. Reageren nergens mee! Hebben allemaal 8 elektronen in de buitenste schil zitten (behalve He).

Slide 22 - Tekstslide

Metalen & niet-metalen
Tenslotte kan je het periodiek systeem nog onderverdelen in 2 categorieën:
Metalen en niet-metalen!

  • Links van de gele lijn zijn alle metalen (behalve H).
  • Rechts van de gele lijn zijn niet-metalen.

Achterin je boek staat het periodiek systeem!

Slide 23 - Tekstslide

Zet de juiste namen bij de juiste groepen.
Groep 1
Groep 2
Groep 17
Groep 18
Edelgassen
Alkali metalen
Halogenen
Aardalkali metalen

Slide 24 - Sleepvraag

Welk element is atoomnummer 26?
A
ijzer
B
mangaan
C
kobalt
D
ruthenium

Slide 25 - Quizvraag

Is atoomnummer 25 een metaal of een niet-metaal?
A
Metaal
B
Niet-metaal

Slide 26 - Quizvraag

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig of duo's in rust.
Wat?

Hoe?
Uit het boek.
Hulp?
Docent
Tijd?
Tot 5 minuten voor eindtijd.
Uitkomst?
Je beheerst de gestelde leerdoelen.
Klaar?
Werken aan een ander vak. 

Hoofdstuk 3 paragraaf 1:
1 t/m 9

Slide 27 - Tekstslide

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je kunt de bouw van een atoom beschrijven.
Je weet tot welke groep de halogenen en edelgassen behoren.
Je weet dat atoomsoorten zijn in te delen in metalen en niet-metalen en kunt in het periodiek systeem die verdeling globaal aangeven.
Je kunt de opbouw van het periodiek systeem beschrijven.
Je kunt de begrippen atoomnummer, massagetal en isotoop gebruiken.

Slide 28 - Sleepvraag