HV1i - Schritt 19 Achtung! Bez. voornaamwoorden

Guten Tag, Klasse 1i!
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Guten Tag, Klasse 1i!

Slide 1 - Tekstslide

Planung
Heute: bezittelijk voornaamwoord 
 

Slide 2 - Tekstslide

Wie war es wieder? 
ein/eine = ... 
kein/keine = ... 

Slide 3 - Tekstslide

mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
der
die
das
ein 
eine
ein

Slide 4 - Sleepvraag

Heute: das Possessivpronomen
Possessiv = 'bezittelijk' 
Pronomen = 'voornaamwoord' 

Slide 5 - Tekstslide

Bezittelijke voornaamwoorden in het Nederlands?

Slide 6 - Woordweb

Das Possessivpronomen
Welche Possessivpronomen gibt es auf Deutsch? 

 Mache Aufgabe 3C, auf Seite 24. 
Fertig?

Slide 7 - Tekstslide

Das ist mein Vater.

Ist das dein Tee?


Het is 'der Tee' of 'der Vater', dus dein- krijgt geen uitgang.

Let op: Ist das euer Vater?
Das ist meine Mutter.

Nein, das ist meine Cola!


Het is 'die Mutter' en 'die Cola', dus deine krijgt een e.

Let op: Ist das eure Mutter?

Slide 8 - Tekstslide

mijn
jouw, je
zijn
haar
ons, onze
jullie
hun
uw
Ihr-
ihr-
euer-
unser-
ihr-
sein-
dein-
mein-

Slide 9 - Sleepvraag

Stappenplan
  1. Bepaal de Duitse vertaling van het persoonlijk voornaamwoord
  2. Bekijk of het zelfstandig naamwoord ('Vater', 'Cola') mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is. 
  3. Voeg eventueel een uitgang toe. 

Slide 10 - Tekstslide

(mijn) Suppe war leider nicht heiß genug.
A
dein
B
deine
C
meine
D
mein

Slide 11 - Quizvraag

(hun) Pommes sind die besten der Stadt.
A
ihr
B
ihre
C
euer
D
eure

Slide 12 - Quizvraag

(zijn) Nachtisch(dessert) hat ihm sehr gut geschmeckt.
A
seine
B
sein
C
ihre
D
ihr

Slide 13 - Quizvraag

Jochen und Alex, bringt bitte (jullie) Gläser in die Küche.
A
ihr
B
ihre
C
euer
D
eure

Slide 14 - Quizvraag

Wir bestellen hier immer (ons) Lieblingsessen: Nudeln
A
uns
B
unser
C
unsere
D
unse

Slide 15 - Quizvraag

Essen Sie doch, Frau Schulze, sonst wird (uw) Fleisch kalt.
A
Ihr
B
Ihre
C
ihr
D
ihre

Slide 16 - Quizvraag

Vragen?

Slide 17 - Tekstslide

Waarom moet je dus weten of een woord der/die/das is, wanneer je het bezittelijk voornaamwoord in het Duits wilt schrijven?

Slide 18 - Open vraag

Opdrachten:
Schritt 19
Maken de opdrachten die in de planner staan.
Ze kunnen online of in het boek gemaakt worden.

Slide 19 - Tekstslide