Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
dinsdag 17 januari 2023
vandaag
Zinnen maken met LessonUP
Dictee Nieuwsbegrip
Nieuwsbegrip vragen maken/verbeteren
Taal Compleet
1 / 38
volgende
Slide 1:
Tekstslide
NT2
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
In deze les zitten
38 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
3 videos
.
Lesduur is:
50 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
vandaag
Zinnen maken met LessonUP
Dictee Nieuwsbegrip
Nieuwsbegrip vragen maken/verbeteren
Taal Compleet
Slide 1 - Tekstslide
Zinnen maken
Slide 2 - Tekstslide
Wat is de volgorde van een zin?
Ik ga morgen naar school.
De jongen eet elke dag een appel.
Het meisje leest een boek.
De klas gaat naar gym.
Slide 3 - Tekstslide
Ik
vandaag
loop
naar school.
Slide 4 - Sleepvraag
straks
loopt
Hij
naar huis.
Slide 5 - Sleepvraag
te laat?
zij
Komt
vandaag
Slide 6 - Sleepvraag
Wat is een goede zin?
A
Yordan gaat morgen naar de film.
B
Naar de film morgen gaat Yordan.
C
Yordan morgen gaat naar de film.
D
Gaat morgen naar de film Yordan.
Slide 7 - Quizvraag
Denk ook aan...
Hoofdletters
Een hoofdletter staat aan het begin van de zin.
Een naam heeft ook een hoofdletter.
Punten
Een punt staat aan het eind van de zin.
Slide 8 - Tekstslide
Maak een goede zin:
Morgen-Marin-gaat-naar de bibliotheek.
Slide 9 - Open vraag
Weet je nog?
wie
doet
wat
waar
wanneer
Slide 10 - Tekstslide
wanneer
Slide 11 - Tekstslide
wanneer
in de ochtend
in de middag
in de avond
in de nacht
in de = 's
's ochtend
s
's avond
s
's middag
s
's nacht
s
Slide 12 - Tekstslide
wanneer
in de lente
in de zomer
in de herfst
in de winter
in de = 's
in de lente in het herfst
's zomer
s
's winter
s
Slide 13 - Tekstslide
wanneer
om 8 uur 's ochtends
om 2 uur 's middags
om 10 uur 's avonds
Slide 14 - Tekstslide
wanneer
tijdens
tijdens het douchen
tijdens de les
tijdens het sporten
tijdens het tv kijken
Slide 15 - Tekstslide
wanneer
doet
wie
het meisje eet 's ochtends
de kinderen lezen 's middags
de broers spelen 's avonds
mama doucht om 5 uur
oma slaapt om 10 uur
nu jij !
Slide 16 - Tekstslide
wanneer
doet
wie
nu jij !
wat
de jongen
oma
de buurman
het meisje
mama
hij
gooit
eet
belt
doucht
pakt
schopt
's ochtends
om 3 uur
in de avond
's winters
vanavond
na de les
een bal
een boterham
met de telefoon
een boek
met een eend
haar jas
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Video
Op welke plaats in de zin
staat het tweede werkwoord altijd?
A
op de eerste plaats
B
op de tweede plaats
C
in het midden
D
aan het einde
Slide 19 - Quizvraag
Wat is het tweede werkwoord in deze zin?
Ik ga zaterdag kleren kopen.
A
ga
B
zaterdag
C
kleren
D
kopen
Slide 20 - Quizvraag
zin 3
zin 4
Mijn vader ....
een taart ....
Hij ....
van in de keuken ....
gaat
bakken
houdt
staan
Slide 21 - Sleepvraag
zin 5
zin 6
Saar ....
een nieuwe broek ....
Zij ....
naar de supermarkt ....
wil
kopen
moeten
lopen
Slide 22 - Sleepvraag
zin 7
zin 8
Mijn zus ....
morgen koffie ....
Wij ....
samen ....
komt
drinken
gaan
praten
Slide 23 - Sleepvraag
zin 9
zin 10
Wij ....
haar oma ....
Hij ....
de weg niet ....
gaan
bezoeken
kan
vinden
Slide 24 - Sleepvraag
zin 11
zin 12
De kinderen ....
een ijsje ....
Mijn tante ....
een nieuwe auto ....
mogen
eten
wil
kopen
Slide 25 - Sleepvraag
zin 13
zin 14
Mijn moeder ....
piano ....
Jullie ....
de muziek ....
kan
spelen
kunnen
horen
Slide 26 - Sleepvraag
zin 15
zin 16
De jongen ....
zelf thee ....
De kinderen ....
snoepjes ....
mag
zetten
willen
pakken
Slide 27 - Sleepvraag
zin 17
je
oversteken
daar
kunt
Zet de zin in de goede volgorde
Slide 28 - Sleepvraag
zin 18
ik
vanavond
ga
koken
Zet de zin in de goede volgorde
Slide 29 - Sleepvraag
zin 19
mijn opa
maken
soep
wil
Zet de zin in de goede volgorde
Slide 30 - Sleepvraag
Slide 31 - Video
Zoek de werkwoorden in de zin:
Mia gaat morgen zwemmen.
A
gaat
B
morgen zwemmen
C
gaat zwemmen
D
zwemmen
Slide 32 - Quizvraag
Wat is 'Mia' in deze zin?
Mia
gaat morgen zwemmen.
A
wie of wat
B
de rest van de zin
C
het eerste werkwoord (de persoonsvorm)
D
het tweede werkwoord
Slide 33 - Quizvraag
Wat is 'gaat' in deze zin?
Mia
gaat
morgen zwemmen.
A
wie of wat
B
de rest van de zin
C
het eerste werkwoord (de persoonsvorm)
D
het tweede werkwoord
Slide 34 - Quizvraag
Wat is 'morgen' in deze zin?
Mia gaat
morgen
zwemmen.
A
wie of wat
B
de rest van de zin
C
het eerste werkwoord (de persoonsvorm)
D
het tweede werkwoord
Slide 35 - Quizvraag
Wat is 'zwemmen' in deze zin?
Mia gaat morgen
zwemmen
.
A
wie of wat
B
de rest van de zin
C
het eerste werkwoord (de persoonsvorm)
D
het tweede werkwoord
Slide 36 - Quizvraag
Slide 37 - Video
Maak nu zelf een zin over
het weekend
Slide 38 - Open vraag
Meer lessen zoals deze
dag 13 ** ik kan zinnen maken met wanneer,doet,wie
Juni 2022
- Les met
10 slides
NT2
Basisschool
Zinsvolgorde les 1
December 2023
- Les met
29 slides
NT2
Basisschool
Groep 8
dag 13 ** ik kan zinnen maken met wanneer,doet,wie
April 2024
- Les met
10 slides
NT2
Basisschool
Zinsvolgorde les 1
December 2023
- Les met
30 slides
NT2
Basisschool
Groep 8
Zinsvolgorde les 1
Maart 2023
- Les met
30 slides
NT2
Basisschool
Groep 8
Zinnen maken NT2 A1
Mei 2024
- Les met
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
Inversie
Oktober 2023
- Les met
29 slides
Nederlands
Hoger onderwijs
Grammatica zinsdelen: hoofdstuk 5 (foutieve samentrekking en onjuiste inversie)
Januari 2021
- Les met
36 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3