Introductie

Klinisch redeneren 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Klinisch redeneren 

Slide 1 - Tekstslide

Integrale opdracht
Drie delen

1. Verslag 6 stappen klinisch redeneren
2. Presentatie BPV stap 1 tm 3
3. Reflectie 

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling
Vochtbalans
PEG
Sondevoeding

Slide 3 - Tekstslide

Wat is geen reden om een vochtbalans bij te houden?
A
Diarree
B
Braken
C
Koorts
D
Afvallen

Slide 4 - Quizvraag

Vochtbalans Mw de Jong:
1500 ml in en 1000 ml uit. Hoeveel is het verschil in de vochtbalans
A
+ 500 ml
B
- 500 ml

Slide 5 - Quizvraag

wat is een positieve vochtbalans?
A
meer vocht ingenomen dan uitgescheiden in 24 uur
B
meer vocht uitgescheiden dan ingenomen in 24 uur

Slide 6 - Quizvraag

Negatieve vochtbalans
A
er gaat meer vocht uit het lichaam dan erin
B
er komt meer vocht in het lichaam dan eruit

Slide 7 - Quizvraag

Een negatieve vochtbalans wordt gezien bij
A
hartfalen nierinsufficientie, ascites svorming
B
hartfalen, hyperhydratatie
C
polyurie hartfalen en zweten
D
diureticagebruik bloedverlies en brandwonden

Slide 8 - Quizvraag

Een PEG sonde zit vast via een..
A
ballon in de maag
B
ballon in de dunne darm
C
fixatieplaatje binnenzijde maag
D
fixatieplaatje buik

Slide 9 - Quizvraag

Wat zijn voordelen van een PEG-sonde?
A
Geeft geen irritatie aan neus/keel/slokdarm
B
Minder besef van aanwezigheid van de sonde
C
Kan door een verzorgende worden ingebracht
D
Alle gegeven antwoorden zijn juist

Slide 10 - Quizvraag

Welke is een PEG sonde
A
B
C

Slide 11 - Quizvraag

Bij een PEG-sonde is er sprake van een onnatuurlijke opening

A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een PEG-sonde?
A
een sonde die via de neus naar de dunne darm gaat
B
een sonde die via de buikwand naar de maag gaat
C
een sonde die via de buikwand naar de dunne darm gaat
D
een sonde die via de neus naar de dikke darm gaat

Slide 13 - Quizvraag

Sondevoeding is parenterale voeding.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Wat is geen aandachtspunt bij het geven van sondevoeding?
A
Het bijhouden van een vochtbalans
B
Mondverzorging
C
Het inschakelen van een logopedist
D
Het afstemmen van de smaak van de voeding

Slide 15 - Quizvraag

een probleem bij sondevoeding kan zijn
A
stomatitis
B
aspiratie pneumonie
C
misselijkheid
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 16 - Quizvraag

Welke soorten sondevoeding zijn er
A
eiwitrijk, kant en klaar
B
poedervorm, energieverrijkt
C
energie verrijkt, eiwit verrijkt
D
vloeibaar en poedervorm

Slide 17 - Quizvraag

Hoe bewaar ik sondevoeding?
A
In de koelkast
B
Bewaar het bij hoge temperatuur
C
Bewaar sondevoeding op een koele plaats in huis
D
Bewaar de voeding in het zonlicht

Slide 18 - Quizvraag