1.4 beleggen

1.4 beleggen
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

1.4 beleggen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Herhaling vorige les
  • Uitleg 
  • maken opdrachten
  • Bespreken Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Je hebt € 2.800 op je spaarrekening. Je ontvangt 1,6% rente. Hoeveel rente heb je dan na 3 jaar?

Slide 3 - Open vraag

Je zet € 10.000 op je spaarrekening waarop je 5% samengestelde rente per jaar opvangt. Welk bedrag staat er na 10 jaar op de rekening?

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Tekstslide

Risicoaversie
  • Hoe minder risico iemand wil lopen, des te meer risicoavers iemand is.

  • er zijn twee opties
  1. spaarrekening
  2. spaardeposito

Slide 6 - Tekstslide

Beleggen Beurs
Beleggers kunnen het geld onder meer beleggen in:
- aandelen van individuele bedrijven
- aandelen in beleggingsfondsen
- obligaties

beleggers in aandelen en obligaties nemen een koersrisico

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Aandelen

Slide 9 - Tekstslide

Risico's beleggen in aandelen
  • faillissement van het bedrijf: vermogen gedeeltelijk/geheel
       kwijt 
  • winst valt tegen: lagere winstuitkering
  • onderneming maakt verlies: geen winstuitkering
  • daling koerswaarde aandeel: koersverlies als je het aandeel 
       gaat verkopen

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

beleggingsfonds

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Dividend:
Een belegger kan kiezen uit verschillende beleggingsfondsen. Goede beleggingsfondsen maken winst op hun beleggingen. Als aandeelhouder heb je recht op een deel van deze winst. Dat is het dividend.

Slide 14 - Tekstslide

obligatie

Slide 15 - Tekstslide

Obligatie 
  • stukje van een lening
  •  vooral de overheid, financiële instellingen maken gebruik van obligatieleningen
  • je krijgt hierover rente vergoed

Slide 16 - Tekstslide

Obligatie kenmerken
  •  minder risicovol dan aandelen (je krijgt je inleg terug)
  • rente ligt vaak hoger dan bij spaarrekeningen, maar het rendement is minder hoog dan bij aandelen
  • looptijd vaak tussen 5 en 30 jaar
  • obligaties kun je ook verhandelen en koerswinst op behalen
  • hoogte van de rente is afhankelijk van het risico en de looptijd

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Link

Niet-beursverhandelbare beleggingen

Slide 20 - Tekstslide

Niet-beursverhandelbare beleggingen
  •  vastgoed 
  • tropisch hardhout
  • wijn
  • boeken
  • postzegels
  • cryptovaluta

Slide 21 - Tekstslide

Niet-beursverhandelbare beleggingen
Minder makkelijk verhandelbaar (kost tijd en geld om te kopen/verkopen): daardoor meestal beleggingen voor de lange termijn

Slide 22 - Tekstslide

Samenvatting

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Samenvatting 
Beleggers kunnen hun geld onder meer beleggen in:
• aandelen van individuele bedrijven;
• aandelen van beleggingsfondsen;
• obligaties.
Beleggers in aandelen en obligaties nemen een koersrisico.
De belegger verkoopt zijn aandelen en obligaties:
• met winst als de verkoopkoers hoger is dan de aankoopkoers;
• met verlies als de verkoopkoers lager is dan de aankoopkoers.
Beleggingsfondsen:
• worden beheerd door beleggingsdeskundigen;
• beleggen in veel bedrijven, waardoor het risico van
beleggen kleiner wordt.
Een belegger in aandelen ontvangt:
• dividend over zijn aandelen (als er voldoende winst is).
Een belegger in obligaties ontvangt:
• jaarlijks een vaste rente;
• aan het einde van de looptijd het geleende geld terug.

Slide 28 - Tekstslide

Opdrachten
  • Bespreken Eindwaarde (blz. 75 en 76): 3 t/m 15

Klaar?
 * Maken opgaven blz. 78, 79 en 80 (havo)
* Maken opgaven blz. 81 t/m 86 (vwo)


Slide 29 - Tekstslide