Hoofdletters en leestekens

Eet, kinderen
Eet kinderen
Eet, kinderen.
Eet kinderen.
Stop, niet schieten!
Stop niet, schieten!
Loop, niet wachten.
Loop niet, wachten.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 7,8

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Eet, kinderen
Eet kinderen
Eet, kinderen.
Eet kinderen.
Stop, niet schieten!
Stop niet, schieten!
Loop, niet wachten.
Loop niet, wachten.

Slide 1 - Tekstslide

Leestekens

Slide 2 - Tekstslide

DOEL

- je kunt hoofdletters, punten, uitroeptekens en vraagtekens gebruiken
- je kunt komma's gebruiken
LEESTEKENS GOED GEBRUIKEN

Slide 3 - Tekstslide

Wat komt er aan het eind van deze zin?
A
Hoe gaat het met jou!
B
Hoe gaat het met jou,
C
Hoe gaat het met jou?
D
Hoe gaat het met jou.

Slide 4 - Quizvraag

Verschillen in betekenis

- Katten, spinnen, ijsberen, vissen, gieren, vliegen en honden slapen


- Katten spinnen, ijsberen vissen, gieren vliegen en honden slapen

Waardoor komt het verschil in betekenis?

Slide 5 - Tekstslide

HOOFDLETTERS
Elke zin:

-Begint met een hoofdletter
- Eindigt met een punt, een vraagteken (als het een vraag is) of een uitroepteken (als het een zin met veel nadruk is)

Slide 6 - Tekstslide

Zo gebruik je HOOFDLETTERS
  • aan het begin van een zin: Het feest duurt tot tien uur.

  • bij namen: Stan Mol, Turfstraat, Apeldoorn, SP, Ford, Kerstmis, Puma.

Slide 7 - Tekstslide

Op dit leesteken eindigt een gewone zin.
Als je iets roept of een bevel geeft, eindigt je zin op dit leesteken.

Een vraagzin eindigt op dit leesteken.
Bij dit leesteken rust je even in een zin.
,

Slide 8 - Sleepvraag

KOMMA
Een komma laat zien hoe je de zin uitspreekt en waar je een korte pauze invoegt:
    
    Klaas gaat naar huis, Jan niet.

– tussen de delen van een opsomming 
    appels, peren, bananen en mandarijnen

Slide 9 - Tekstslide

Welke zin is goed?(hoofdlettergebruik)
A
Ik ga graag naar rotterdam om te shoppen.
B
Ik ga graag naar Rotterdam om te shoppen.
C
ik ga graag naar rotterdam om te Shoppen.
D
ik ga graag naar rotterdam om te shoppen.

Slide 10 - Quizvraag

Welke zin klopt helemaal?
A
Piet, Jan en Peter vragen om snoep?
B
Piet Jan en Peter vragen om snoep.
C
Piet , Jan , en peter vragen om snoep.
D
Piet, Jan en Peter vragen om snoep.

Slide 11 - Quizvraag

GELEERD

- je kunt hoofdletters, punten, uitroeptekens en vraagtekens gebruiken

- je kunt komma's gebruiken
LEESTEKENS GOED GEBRUIKEN

Slide 12 - Tekstslide

Wat vond je van de les?
A
B
C
D

Slide 13 - Quizvraag

Welke zin klopt helemaal?
A
Eet je soep op!
B
Eet je soep op?
C
Eet je soep op
D
Eet, je soep op.

Slide 14 - Quizvraag

Welke zin klopt helemaal?
A
Heb jij het koud!
B
Heb jij, het koud.
C
Heb jij het koud?
D
Heb jij het koud.

Slide 15 - Quizvraag