Laatste les voor eindexamen

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Beantwoorden van vragen
        - ben je tijdens het leren ergens vastgelopen...
  • Eindexamenvragen oefenen
        - waar moet je op letten, extra uitleg...
  • Examentips
        - wanneer is het eindexamen, wat moet je meenemen, hoe                                           geef je antwoord op een vraag...

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Examen 2011.
Een methaanmolecuul wordt in het eerste deel van de dikke darm geresorbeerd en gaat via de kortste weg naar de longen. Via welke bloedvaten en via welke delen van het hart zal dit methaanmolecuul van de dikke darm naar de longen gaan?

Slide 4 - Open vraag

Welke invloed heeft de toevoeging van gal aan de voedselbrij op de vertering van vetten?

Slide 5 - Open vraag

Planten gebruiken nitraat om eiwitten te maken. Is dit assimilatie of dissimilatie? En is nitraat organisch of anorganisch?
A
Assimilatie en nitraat is organisch
B
Assimilatie en nitraat is anorganisch
C
Dissimilatie en nitraat is organisch
D
Dissimilatie en nitraat is anorganisch

Slide 6 - Quizvraag

Wat is ook alweer autotroof en heterotroof?
A
gebruikt CO2 en stoot het niet uit/verbruikt geen CO2 en stoot wel uit
B
kan uit organische stoffen energie halen/kan uit anorganische stoffen organische stoffen maken
C
kan uit anorganische stoffen organische stoffen maken/kan dat niet
D
heeft geen zuurstof nodig/heeft wel zuurstof nodig

Slide 7 - Quizvraag

Als de smaakzintuigen in de tong worden geprikkeld, worden er impulsen geleid naar het centrale zenuwstelsel. In een bepaald deel van het centrale zenuwstelsel worden deze impulsen verwerkt, zodat de gewaarwording 'zoet' optreedt.
In welk deel van het centrale zenuwstelsel gebeurt dit?
A
in de grote hersenen
B
in de hersensstam
C
in de kleine hersenen
D
in het ruggenmerg

Slide 8 - Quizvraag

In cellen van de dunne darm vindt veel actief transport plaats. Welke celorganellen zijn nodig in cellen waar veel actief transport plaatsvindt?
A
lysosomen
B
mitochondriën
C
ribosomen
D
endoplasmatisch reticulum

Slide 9 - Quizvraag

Door het meanderen van een rivier in het tropisch regenwoud raken enkele tientallen vierkante kilometers woud geïsoleerd van de rest.
In de daar levende kleine groep van een bepaalde apensoort blijken na 20 jaar heel andere allelfrequenties voor te komen dan bij de grote groep verderop.
– Wat is de oorzaak daarvan?
– Welke naam wordt gebruikt voor dit verschijnsel?
A
Geen toeval, Natuurlijke selectie
B
Geen toeval, Genetic drift
C
Toeval, Natuurlijke selectie
D
Toeval, Genetic drift

Slide 10 - Quizvraag

Maak een onderzoeksopzet om te onderzoeken of een Astrazeneca vaccin trombose veroorzaakt.

Slide 11 - Open vraag

1. Dina wordt gebeten door een zeldzame slang. Ze krijgt antistoffen toegediend. Is het toedienen van antistoffen een vorm van actieve immunisatie- of passieve immunisatie?.

Slide 12 - Open vraag

Karel wil zijn bloedgroep weten. Bij een bloedgroepentest is er alleen klontering bij anti-B.
Wat is Karel zijn bloedgroep?
A
B+
B
B-
C
A+
D
A-

Slide 13 - Quizvraag

Hiernaast is een stamboom weergegeven van een familie waarin aangegeven staat wie de bittere stof PTC kunnen proeven. Dit is erfelijk bepaald.
Leg uit of deze eigenschap mogelijk op een gen op het X-chromosoom ligt.

Slide 14 - Open vraag

Water moleculen (blauw) bewegen naar links door:
A
diffusie, actief transport
B
diffusie, passief transport
C
osmose, actief transport
D
osmose, passief transport

Slide 15 - Quizvraag

Door het verder kruisen van de (heterozygote) F1 dieren ontstaat een F2 generatie.
Maak een nieuw kruisingsschema voor deze generatie.
Wat is de genotype verhouding van de F2?

Slide 16 - Open vraag

Antibiotica zijn medicijnen die werken tegen infectieziekten door bacteriën. Welk celonderdeel van de bacterie wordt beschadigd door de antibiotica?
A
celwand
B
celkern
C
cytoplasma
D
DNA

Slide 17 - Quizvraag

Examen 2011.
De hartslag begint met het samentrekken van de boezems. Bij mensen met hartfalen reageren de boezems te traag of juist te vroeg. Wat is het directe gevolg van het te vroeg samentrekken van de spieren in de rechterboezem?
A
Er stroomt minder bloed in de linkerboezem
B
Er stroomt minder bloed in de rechterkamer
C
Het bloed stroomt met hogere snelheid naar de linkerboezem
D
Het bloed stroomt met hogere snelheid naar de rechterkamer

Slide 18 - Quizvraag

Examen 2011.
Meestal wordt de pacemaker onder het sleutelbeen aangebracht. De draden worden via bloedvaten naar het hart geleid en met kleine haakjes op drie plaatsen in of aan het hart vastgemaakt.
Welk bloedvat is het meest geschikt om de draden het hart binnen te laten komen?
A
De aorta
B
De bovenste holle ader
C
De onderste holle ader
D
De longader

Slide 19 - Quizvraag

Examen 2008.
Het ontstaan van een bloedstolsel is het gevolg van een aantal opeenvolgende chemische reacties, waarbij uiteindelijk fibrinogeen omgezet wordt in fibrine. Waar bevinden zich stoffen die noodzakelijk zijn om fibrine te laten ontstaan?
A
Alleen in de bloedplaatjes
B
Alleen in het bloedplasma
C
In de bloedplaatjes en het bloedplasma
D
In de bloedplaatjes, de rode bloedcellen en het bloedplasma

Slide 20 - Quizvraag

(2p)
Verklaar dat de overlevingskans van de uitgezette populatie groter is als de genetische variatie van deze populatie groot is.

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Grafieken tekenen
Op de X-as komt dan de zoutconcentratie (je stopt namelijk de watervlo in vooraf bepaalde zoutconcentraties), op de Y-as komt de hartslagfrequentie (deze wil je onderzoeken/ meten).
Samengevat:
X-as: wat je weet (onafhankelijke variabele)
Y-as: wat je meet (afhankelijke variabele)

LET OP: zorg dat je de assen ook benoemt, inclusief grootheid (zoals tijd) en eenheid (zoals minuten). Zorg ook voor een mooie schaalverdeling. Teken de meetpunten én de grafieklijn, meestal een vloeiende lijn waar je geen liniaal voor gebruikt! Laat de lijn alleen door het 0,0 punt (de oorsprong) gaan als dat logisch is en uit de gegevens blijkt! Zorg voor een legenda.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide