4H - 7.7 + 7.8 Voedselproductie + 'Energie'

Thema 7 Ecologie en Milieu
Basisstof 7 Voedselproductie
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Thema 7 Ecologie en Milieu
Basisstof 7 Voedselproductie

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
1. Je kent manieren waarop een optimale productie van voedsel wordt verkregen
2. Je kent oorzaken en gevolgen van eutrofiëring van water en mogelijke oplossing daarvoor

Slide 2 - Tekstslide

Lezen blz. 163 - 165

Tekstbegripsvragen:
1. Wat is het verschil tussen soortspecifieke pesticiden en niet-soort specifieke pesticide?
2. Hoe ontstaat resistentie?
3. Waardoor treedt accumulatie op?
4. Waarop is biologische bestrijding gebaseerd?
timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

Voedselproductie
  • Onze voedselproductie is relatief sneller dan onze bevolkingsgroei
  • Om onze bevolking van genoeg eten te voorzien is de manier van voedselproductie enorm efficient
  • Grote akkers met monoculturen en grote bedrijven met intensieve veehouderijen zorgen voor een enorme voedselproductie.

Slide 4 - Tekstslide

Voedselproductie
Om de voedselproductie zo efficient mogelijk te maken proberen boeren invloed te hebben op de abiotische en biotische factoren

Abiotische factoren:
  • Mest
  • Extra CO2
  • Kassen
Biotische factoren:
  • Bestrijding van ongedierte

Slide 5 - Tekstslide

Bescherming
Één van de grootste uitdagingen voor boeren is het beschermen van hun gewassen en vee tegen ziekten en plagen

Insecten kunnen je oogst kaal vreten en bacteriën en virussen kunnen je vee massaal laten sterven

Om gewassen en vee te beschermen maken boeren gebruik van bestrijdingsmiddelen:
  • Chemische bestrijdingsmiddelen
  • Biologische bestrijdingsmiddelen

Slide 6 - Tekstslide

Chemische bestrijdingsmiddellen
Boeren maken vaak gebruik van pesticiden om hun gewassen te beschermen tegen insecten

Er zijn 2 verschillende soorten insecticiden:
  • Niet-soort specifiek (dood alle insecten)
  • Soortspecifiek (dood één specifieke soort)

Slide 7 - Tekstslide

Probleem insecticiden: resistentie

Slide 8 - Tekstslide

Probleem pesticiden: Accumulatie
Sommige pesticiden zijn persistent: kan niet of zeer langzaam natuurlijk worden afgebroken

De pesticiden hopen op door de voedselketen heen: Accumulatie

De biomassa neemt af in ieder trofisch niveau, maar de hoeveelheid pesticide blijft gelijk.
Toppredator krijgt hierdoor teveel pesticide binnen en kan ziek worden.

Slide 9 - Tekstslide

Biologische bestrijding
Gebruik maken van natuurlijke vijanden.

Voorbeeld: last van witte vliegen? Zet sluipwespen in om de witte vliegen uit te roeien 

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag met leerdoelen
Maak van 7.7 opdracht 57, 58, 59 en 60

timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

Een teler heeft last van bladluis op zijn gewas. Hij zet lieveheersbeestjes in om de bladluizen op te eten. Dit is een voorbeeld van?
A
Vruchtwisseling
B
Accumulatie
C
Biologische bestrijding
D
Bio industrie

Slide 12 - Quizvraag

Bemesting
Planten hebben mineralen nodig:
  • nitraat
  • fosfaat
  • sulfaat
  • natrium
  • kalium
  • calcium

Mineralen verdwijnen uit de grond door uitspoeling, waarbij mineralen wegzakken met regenwater naar diepere lagen in de bodem.

Om de grond weer van genoeg mineralen te voorzien gebruiken boeren kunstmest of stalmest. Bij meer mest dan de planten op kunnen nemen is er sprake van overbemesting.

Slide 13 - Tekstslide

Eutrofiëring
Overbemesting kan leiden tot eutrofiëring van oppervlaktewater. 

Een deel van de mest spoelt met regen van het land af en komt terecht in oppervlaktewater.

De hoeveelheid mineralen in het oppervlaktewater neemt sterk toe






Slide 14 - Tekstslide

Stappenplan eutrofiëring
1. Er is eutrofiëring: teveel mineralen in het water
2. Door deze mineralen kunnen algen snel vermenigvuldigen: waterbloei
3. De laag algen blokkeert de doorgang van zonlicht naar planten op de bodem, waardoor de bodemplanten niet aan fotosynthese kunnen doen. 
4. De bodemplanten gaan dood en worden afgebroken door reducenten, die hierbij zuurstof verbruiken
5. Zonder zuurstof gaan de vissen ook dood. 

Slide 15 - Tekstslide

Veredelen en fokken
Om voedselproductie te verhogen selecteren boeren de planten met de hoogste productie en planten die onderling verder voort. Dit noemen we veredelen (bij planten) en fokken (bij dieren).

Veredelen en fokken worden ook gebruikt om genetische eigenschappen van organismen te veranderen. 


Slide 16 - Tekstslide

Sterke toename van mineralen in het water
Een sterke algengroei in het water
Het selecteren op gunstige eigenschappen en onderling voortplanten van planten
Het ophopen van gifstoffen door de voedselketen
Vorm van bestrijding waarbij gebruik wordt gemaakt van natuurlijke vijanden
Zet de begrippen op de juiste plaats in de tabel.
Veredelen
Eutrofiëring
Waterbloei
Biologische bestrijding
Accumulatie

Slide 17 - Sleepvraag

Huiswerk
Maak opdracht 53 t/m 61 in de online methode

Slide 18 - Tekstslide

Toename CO2
  1. Fossiele brandstoffen liggen diep in de grond en zijn niet langer onderdeel van de koolstofkringloop.
  2. Doordat mensen de fossiele brandstoffen diep uit andere aardlagen halen en verbranden neemt de totale hoeveelheid CO2 toe.
  3. Die CO2 kan niet meer zo snel verdwijnen uit de kringloop

Slide 19 - Tekstslide

Broeikaseffect
1. Zonnestralen gaan richting de aarde
2. Een deel van de zonnestralen warmt de aarde op
3. Een ander deel wordt teruggekaatst naar de ruimte
4. Doordat de aarde opwarmt straalt de aarde ook warmte uit.
5. Door de atmosfeer wordt een deel van de warmtestraling van de aarde tegengehouden en teruggekaatst naar de aarde.
6. De atmosfeer voorkomt dat de aarde teveel afkoelt

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Waaruit bestaat de atmosfeer?
A
Organische stoffen zoals C6H12O6
B
Anorganische stoffen zoals CO2, CH4 en H2O

Slide 22 - Quizvraag

Welke stoffen komen vrij bij verbranding van fossiele brandstoffen?
A
Organische stoffen zoals C6H12O6
B
Anorganische stoffen zoals CO2, CH4 en H2O

Slide 23 - Quizvraag

Hoe worden gassen zoals CO2 en CH4 ook wel genoemd?

Slide 24 - Open vraag

Versterkt broeikaseffect
Het verbranden van fossiele brandstoffen leidt tot meer broeikasgassen in de atmosfeer waardoor de dichtheid van de atmosfeer toeneemt.

Doordat de dichtheid van de atmosfeer toeneemt wordt er meer warmtestraling van de aarde tegengehouden door de atmosfeer dan voorheen. Gevolg: de aarde warmt op 

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Noem 3 gevolgen van het versterkte broeikaseffect

Slide 27 - Open vraag

Wat verandert er eerst in ecosystemen door klimaatverandering?
A
Biotische factoren
B
Abiotische factoren

Slide 28 - Quizvraag

Hebben soorten in climaxecosystemen een hoge of een lage tolerantie?
A
Hoge tolerantie
B
Lage tolerantie

Slide 29 - Quizvraag

Mogelijke oplossingen
Probleem: teveel broeikasgassen

Oplossing: Minder broeikasgassen

Mogelijkheden:
  • Duurzame energiebronnen zoals wind, water en zon.
  • Biobrandstoffen die afkomstig zijn van biomassa. Biobrandstoffen worden niet gehaald uit diepe aardlagen en zijn onderdeel van kleine koolstofkringloop. Totale CO2 neemt dus niet toe. 

Slide 30 - Tekstslide