In deze les zitten 17 slides, met tekstslides en 4 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
H3 Ben jij ondernemend?
§ 3.1 Wat zijn de kosten? deel 2
§ 3.2 Wat levert het op?
§ 3.3 Vraag en aanbod
§ 3.4 Macht op de markt?
Slide 1 - Tekstslide
Huiswerk: vragen? Opgave 6.
In deze les leer je:
- hoe je de kostprijs van een product berekent;
- hoe je de consumentenprijs berekent.
GOAL!
Slide 2 - Tekstslide
Opgave 6 (blz. 75)
a Afschrijving =
(aanschafprijs - restwaarde) ÷ aantal gebruiksjaren
Slide 3 - Tekstslide
Opgave 6 (blz. 75)
a Afschrijving =
(aanschafprijs - restwaarde) ÷ aantal gebruiksjaren
(€ 160.000 - € 31.000) ÷ 6 = € 21.500 per jaar
b
Slide 4 - Tekstslide
Opgave 6 (blz. 75)
a Afschrijving =
(aanschafprijs - restwaarde) ÷ aantal gebruiksjaren
(€ 160.000 - € 31.000) ÷ 6 = € 21.500 per jaar
b Afschrijvingskosten per km = afschrijvingskn. ÷ aantal km
€ 21.500 ÷ 125.000 = € 0,17 per kilometer
Slide 5 - Tekstslide
Opgave 6 (blz. 75)
c Onderhoudskosten: variabele kosten; naarmate je meer rijdt,
stijgen deze kosten, bijv. sneller slijtage van de banden.
(Afschrijvingskosten: vaste kosten; deze veranderen niet als
je meer of minder gaat rijden.)
Slide 6 - Tekstslide
Kostprijs per product =
(vaste kosten + variabele kosten) ÷ aantal producten
Voorbeeld:
Slide 7 - Tekstslide
Kostprijs per product =
(vaste kosten + variabele kosten) ÷ aantal producten
Voorbeeld: In een broodfabriek worden 305.000 broden per jaar gebakken. De variabele kosten zijn € 423.000 en de vaste kosten zijn € 344.000. Bereken de kostprijs.
(344000 + 423000) : 305000 = € 2,51
Slide 8 - Tekstslide
Hoe komt het dat de kostprijs van
een product daalt,
als de totale productie toeneemt?
onjuist
A
omdat de variabele kosten dan verdeeld
worden over meer producten
juist
B
omdat de vaste kosten dan verdeeld
worden over meer producten
Slide 9 - Tekstslide
Van kostprijs naar verkoopprijs naar consumentenprijs
Inkoopprijs (of kostprijs)
Brutowinstopslag
+ -----------------------------------
Verkoopprijs
BTW
+ -----------------------------------
Consumentenprijs
volgende slide: derde video
= video 2
de verkoper hanteert een brutowinstmarge, bijv. 40% van de inkoopprijs