Vergelijkingen; als of dan

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Hun
Hun gebruik je alleen als je er een voorzetsel voor kan denken of als het bezittelijk is. 

Slide 2 - Tekstslide

Hen 
1. Hen gebruik je na een voorzetsel.
2. Er staat geen voorzetsel voor en je kunt het er ook niet voor denken. 

Slide 3 - Tekstslide

film 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Doel
Aan het eind van de les kan ik ‘als’ en ‘dan’ in een vergelijking op de juiste manier gebruiken.

Slide 6 - Tekstslide

'Als' en 'dan'
Even groot --> als 
 Groter--> dan

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Isa heeft bijna dezelfde schoenen dan / als Lynn
A
dan
B
als

Slide 11 - Quizvraag

Zij zijn slimmer dan / als wij.
A
dan
B
als

Slide 12 - Quizvraag

Doel
Aan het eind van de les kan ik ‘als’ en ‘dan’ in een vergelijking op de juiste manier gebruiken.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Jouw shirtje heeft echt niet dezelfde kleur (als / dan) mijn shirtje.
A
als
B
dan

Slide 15 - Quizvraag

Het boek is net zo mooi (als / dan) de film.
A
als
B
dan

Slide 16 - Quizvraag

Hij zingt mooier dan/als haar/zij.
A
dan haar
B
dan zij
C
als haar
D
als zij

Slide 17 - Quizvraag

Ik weet goed wanneer ik 'als' en 'dan' moet gebruiken.
A
Mhoah
B
pff, nee
C
Ja, dat lukt mij!

Slide 18 - Quizvraag

Doel
Aan het eind van de les kan ik ‘als’ en ‘dan’ in een vergelijking op de juiste manier gebruiken.

Slide 19 - Tekstslide

Deze broek ziet er precies hetzelfde uit (als / dan) die andere.
A
als
B
dan

Slide 20 - Quizvraag

Jelle heeft al langer (als / dan) een week niet meer gerookt.
A
als
B
dan

Slide 21 - Quizvraag

Jouw shirtje heeft echt niet dezelfde kleur (als / dan) mijn shirtje.
A
als
B
dan

Slide 22 - Quizvraag

Isa heeft bijna dezelfde schoenen dan / als Lynn
A
dan
B
als

Slide 23 - Quizvraag

Het boek is net zo mooi (als / dan) de film.
A
als
B
dan

Slide 24 - Quizvraag

Hij zingt mooier dan/als haar/zij.
A
dan haar
B
dan zij
C
als haar
D
als zij

Slide 25 - Quizvraag