4.3 Hoge en lage tonen

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide



Deze les bestaat uit:

Terugblik op vorige les (gele slides)
Uitleg nieuwe stof (witte slides)
Afsluitquizje (blauw)
Slide met opdracht (groen)
Uitleg over les
Klik hier en luister naar de fantastische stem van mevrouw America

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik

Slide 3 - Tekstslide

Geluid onstaat door druk verandering bij de........
A
Geluidsbron
B
Oren
C
Lichtbron
D
Radar

Slide 4 - Quizvraag

De snelheid van geluid door lucht (20°C ) is
A
343 km/h
B
1000m/s
C
343 m/s
D
100 lichtjaren

Slide 5 - Quizvraag

Geluid onstaat door ....... in een geluidsbron.
A
trillingen
B
stroom
C
licht
D
snelheid

Slide 6 - Quizvraag

Je ontvangt geluid in je oor, de trillingen worden opgevangen door
A
je hamer
B
je trommelvlies
C
je neusholte
D
je trilharen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is geen geluidsbron
A
je stemband
B
een speaker
C
een trommel
D
een microfoon

Slide 8 - Quizvraag

Als er 9 tellen tussen de flits en de donder zit. Dan is het onweer ongeveer ....km van je vandaan
A
12
B
9
C
4
D
3

Slide 9 - Quizvraag

Waar kan geluid zich niet doorheen bewegen?
A
Lucht
B
Water
C
Beton
D
Vacuüm

Slide 10 - Quizvraag

Leerdoelen
Aan het einde kun je antwoord geven op deze vragen:

- Wat is frequentie?

- Hoe verander je de toonhoogte?

Slide 11 - Tekstslide

Wat is frequentie?
Frequentie = Het aantal trilling in één seconde 

De eenheid is Hertz (Hz)

Hoe hoger de frequentie, hoe hoger de toon klinkt.

Slide 12 - Tekstslide

Hoge en lage tonen
De toonhoogte van een geluid meet je in Hertz. Dit noem je de frequentie. Dat komt omdat het woord frequentie betekent hoe vaak iets voorkomt. 

Hoe hoger de frequentie, hoe meer trillingen er per seconde voorkomen. 

Slide 13 - Tekstslide

Frequentie
  • Hoge toon = hoge frequentie
  • Lage toon = lage frequentie
  • Frequentie is het aantal trillingen in 1 seconde
  • Grootheid: frequentie (f)
  • Eenheid: hertz (Hz)

  • 100 Hz = 100 trillingen per 1 seconde

Slide 14 - Tekstslide

Hoe verander je de toonhoogte?
Hoge toon
Lage toon
Snaarinstrument
Dunne snaar
Korte snaar
Strakke snaar
Dikke snaar
Lange snaar
Losse snaar

Blaasinstrument
Korte luchtkolom
Vingergaten open
Lange luchtkolom
Vingergaten dicht
Slaginstrument
Strakgespannen vel
Korte staaf
Dunne staaf
Losgespannen vel
Lange staaf
Dikke staaf

Slide 15 - Tekstslide

Welke tonen kun jij horen?
Ondergrens
De laagste toon die een mens kan horen is 20 Hz

Bovengrens
De hoogste toon die een mens kan horen is 20.000 Hz
Hoe ouder je wordt, hoe lager de bovengrens.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Kun je met geluid ook zien?
Echo = Geluid dat wordt teruggekaatst.

Sonar = Zien met behulp van hele hoge geluidssignalen

Slide 20 - Tekstslide

Echoscopie
Met geluid kun je beelden maken.

Slide 21 - Tekstslide

Nog tijd voor een quizje?

Slide 22 - Tekstslide

Wat betekent het woord 'Frequentie'?

Slide 23 - Open vraag

Hoe hoger de toon, hoe hoger de ...
A
Geluidssterkte
B
Frequentie
C
Spanning
D
Temperatuur

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de laagste frequentie die de mens kan horen?
A
2 Hz
B
20 Hz
C
200 Hz
D
20000 Hz

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het gehoorbereik van de mens?

Slide 26 - Open vraag

Vul in: Als je ouder wordt, kun je .... tonen steeds slechter horen.
A
harde
B
zachte
C
lage
D
hoge

Slide 27 - Quizvraag

Hoe noemen we geluid dat wordt teruggekaatst?
A
Sonar
B
Trillingen
C
Echo
D
Frequentie

Slide 28 - Quizvraag

Maken:
Opdracht 2 t/m 5 blz 140
Opdracht 6 en 8 t/m 10 blz 140 en 141
Opdracht 12 , 13 en 15 blz 142
Opdracht 19 blz 143
Opdracht 21 en 25 bls 144
Lezen? blz 86 t/m 88 Leerboek
Werk eerst in stilte.
Overleg daarna (fluisterend) met je buurman/vrouw 

timer
1:00

Slide 29 - Tekstslide

Maak een foto van de gemaakte opdrachten en zet die hier neer. (je kan tot 5 fotos toevoegen)

Slide 30 - Open vraag

Nakijken
100 hz = 100 trillingen per seconde
2
a hoger
b lager
c frequentie
d trilt
3
4
5
6
C De toonhoogte wordt lager
8
a waar
b waar
c niet waar
9
a langer
b lager
c korter
d hoger
10
12
13
15
19
Tussen de 20 Hz en 50 000 Hz
21
25

Slide 31 - Tekstslide