Oefentoets taalverzorging P1
1 / 26
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Samengestelde zinnen
A
In iedere zin staat een pv
B
Als er meerdere pv's in een zin staan is het altijd een samengestelde zin.
C
In een hoofdzin staan de pv en het ow naast elkaar
D
In een bijzin staan de pv en het ow niet naast elkaar
Slide 2 - Quizvraag
Welke zinnen zijn samengestelde zinnen?
A
De temperatuur zal morgen in het noorden van het land dalen naar zo’n 18 graden.
B
Omdat ik mijn arm in het gips heb, kan ik niet mee naar het zwembad.
C
Tijdens mijn maatschappelijke stage in het ziekenhuis heeft Ahmed veel geleerd.
D
In onze klas werd fel gediscussieerd over de ruzie tussen Herman en Boris.
Slide 3 - Quizvraag
Een samengesteld woord bestaat uit twee (of meer) woorden.
A
waar
B
niet waar
Slide 4 - Quizvraag
Wat is een samengesteld woord?
timer
0:20
A
Tafelpoot
B
Kopje
C
Tafeltje
D
Televisie
Slide 5 - Quizvraag
Hoe herken je samengestelde zinnen?
A
Door meerdere persoonsvormen en een of meerdere voegwoorden
B
Door één persoonsvorm en géén voegwoord
Slide 6 - Quizvraag
wat is een samengesteld woord?
A
smakeloos
B
prijsverhoging
Slide 7 - Quizvraag
Trappen van vergelijking:
meer =
meer =
A
vergelijkende trap
B
overtreffende trap
C
vergrotende trap
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van...?
veel
veel
A
veel, meer, meest(e)
B
meer, minder, meest(e)
C
veel. meest(e), meer
D
veel, meest(e), minst
Slide 9 - Quizvraag
Welke drie trappen van vergelijking zijn er?
A
stellende, vergrotende, overtreffende
B
vergrotende vergrotender vergrotendst
C
trap1 trap2 en trap3
D
stelling, vergroting, overtreffing
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van ...?
lief
lief
A
lief, liefer, liefst(e)
B
liefst(e), liever, lief
C
lief, liever, liefst(e)
D
liever, lief, liefst(e)
Slide 11 - Quizvraag
Trappen van vergelijking.
Waar staat het goed?
Waar staat het goed?
A
Goed - Beter - Best
B
Goed - Goeder - Goedst
C
Goed - Beter - Goedst
D
Goed - Goeder - Best
Slide 12 - Quizvraag
Wat zijn trappen van vergelijking?
A
Een vorm van een bijvoeglijk naamwoord.
B
Een manier om een bepaalde gradatie te tonen.
C
Twee vergelijkbare woorden.
D
Trappen die even hoog zijn.
Slide 13 - Quizvraag
Hoofdletter of een hoofdletter?
A
Ameland
B
ameland
Slide 14 - Quizvraag
Een hoofdletter of niet?
A
's middags kregen we bezoek.
B
'S middags kregen we bezoek.
C
's Middags kregen we bezoek.
Slide 15 - Quizvraag
Ik heb dat vandaag moeten beloven.
De klankgroep –loo– heeft een … .
De klankgroep –loo– heeft een … .
A
korte klank
B
lange klank
C
klinker
D
klank
Slide 16 - Quizvraag
Wat zijn de klinkers in ons Nederlandse alfabet?
A
aepiou
B
aeiou
C
abiou
D
aeiow
Slide 17 - Quizvraag
Wat zijn klinkers?
A
a-o-f-g-u-i
B
f-h-p-b-l-m
C
a-e-i-o-u-y
D
g-i-r-o-p-a
Slide 18 - Quizvraag
Hoe veel klinkers heeft het alfabet?
A
4
B
5
C
6
D
7
Slide 19 - Quizvraag
Ik heb dat vandaag moeten beloven.
De klankgroep –loo– heeft een … .
De klankgroep –loo– heeft een … .
A
korte klank
B
lange klank
C
klinker
D
klank
Slide 20 - Quizvraag
Wat zijn de klinkers in ons Nederlandse alfabet?
A
aepiou
B
aeiou
C
abiou
D
aeiow
Slide 21 - Quizvraag
Wat zijn klinkers?
A
a-o-f-g-u-i
B
f-h-p-b-l-m
C
a-e-i-o-u-y
D
g-i-r-o-p-a
Slide 22 - Quizvraag
Hoe veel klinkers heeft het alfabet?
A
4
B
5
C
6
D
7
Slide 23 - Quizvraag
Ik spring net zo hoog .... Piet
A
Als
B
Dan
Slide 24 - Quizvraag
Joep eet meer .... Jairen
A
Als
B
Dan
Slide 25 - Quizvraag
Mevrouw Faassen kletst meer .... mevrouw van Eijk
A
Als
B
Dan
