prefixen en imperatief - modale partikels

hoofdzin
hoofdzin met inversie
bijzin
Ik ben morgen jarig.
Morgen ben ik jarig.
Morgen ben ik jarig, daarom trakteer ik.
Omdat ik morgen jarig ben, trakteer ik.
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBeroepsopleiding

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

hoofdzin
hoofdzin met inversie
bijzin
Ik ben morgen jarig.
Morgen ben ik jarig.
Morgen ben ik jarig, daarom trakteer ik.
Omdat ik morgen jarig ben, trakteer ik.

Slide 1 - Tekstslide

Schrijf een hoofdzin over je laatste vakantie.

Slide 2 - Open vraag

Schrijf een hoofdzin met inversie over de afdeling waar je werkt.

Slide 3 - Open vraag

Schrijf een hoofdzin met bijzin over het komende weekeinde.

Slide 4 - Open vraag

passieve vorm
De handelende persoon is niet het onderwerp.

Een duurzamere wereld moet door de burgers worden betaald.

Slide 5 - Tekstslide

Maak de zin passief
Bezoekers mogen hier niet roken.

Slide 6 - Open vraag

Maak de zin actief.
Het kantoor is gebouwd door een bekende architect.

Slide 7 - Open vraag

Maak de zin actief.
De vuile kopjes moeten in de vaatwasser worden gezet.

Slide 8 - Open vraag

De werkstukken worden door de docent __________.
A
beoordeeld
B
beoordeelt
C
beoordelen
D
gebeoordeeld

Slide 9 - Quizvraag

Vorige week is hij naar Spanje __________.
A
emigreert
B
emigreerd
C
geëmigreerd
D
ge-emigreert

Slide 10 - Quizvraag

Vader __________ het huis groen.
A
vervt
B
vervd
C
verfd
D
verft

Slide 11 - Quizvraag

Ik __________ vorige maand naar een appartement in het centrum.
A
verhuiste
B
verhuisde
C
verhuist
D
verhuisd

Slide 12 - Quizvraag

Onze visie is gestoeld _______ de overtuiging dat ieder kind wil leren.
A
van
B
naar
C
op
D
tot

Slide 13 - Quizvraag

De journaliste is _______ mening dat de wetenschapper gefraudeerd heeft.
A
van
B
naar
C
op
D
tot

Slide 14 - Quizvraag

De hoogleraar doet onderzoek _______ de factoren die meespelen bij studiekeuze.
A
met
B
naar
C
op
D
in

Slide 15 - Quizvraag

kinderen hebben recht _______ onderwijs.
A
met
B
naar
C
op
D
in

Slide 16 - Quizvraag

prefixen
bijstellen
Stel jij je plannnen bij?

voorschrijven
De arts schrijft een pijnstillend middel voor.

Slide 17 - Tekstslide

stellen

instellen, opstellen, afstellen, uitstellen, voorstellen, achterstellen, bestellen, veronderstellen.

Slide 18 - Tekstslide

schrijven

 inschrijven, uitschrijven, aanschrijven, opschrijven, afschrijven, overschrijven, omschrijven,
beschrijven, onderschrijven

Slide 19 - Tekstslide

imperatief
bevel, instructie, gebod
gebruik de ik-vorm van het werkwoord als eerste woord.


Maak verse en minimaal bewerkte voedingsmiddelen tot basis van uw voedingspatroon.
Eet je bord leeg!
Eet je bord maar even leeg.
Eet je bord nou eens leeg.

Slide 20 - Tekstslide

modale partikels
Kom binnen
Kom maar binnen
Kom even binnen.
Kom maar even binnen.
Ga zitten.
Ga maar zitten.
Ga even zitten.
Ga maar even zitten.
Kijk op blz. 20.
Kijk maar op blz. 20.
Kijk even op blz. 20.
Kijk maar even op blz. 20.

Slide 21 - Tekstslide

Ik zou er goed over nadenken.
Ik zou er nou toch nog maar wel even goed over nadenken.
verzachten
versterken
verbazing en ongeduld
verzoek of voorstel
van gedachten veranderd

Slide 22 - Tekstslide

aankomen
afnemen
uitleggen
doorgeven
opzeggen

Slide 23 - Tekstslide