H2- het scheidbare werkwoord
Dit weekend
nodigde ik mijn broer
uit voor het eten.
(Persoonsvorm in hoofdzin)Maar ik had helemaal geen zin om af te wassen. (infinitief met te)
Ik had ook niet opgeruimd. (participium)
Toen hij aankwam zei hij dat hij mijn huis vies vond. (bijzin)
Mijn broer zei dat ik geld aan een schoonmaker moet uitgeven. (infinitief)
Ik ga mijn broer nooit meer uitnodigen. (infinitief)