In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 70 min
Onderdelen in deze les
Willkommen Mavo 3
Woche 14 - Stunde 2
Lezen
Slide 1 - Tekstslide
Check-in
Ga op je plaats zitten.
Leg je spullen op tafel.
Pak je mobiel in het zakkie en doe het in je rugzak/tas.
Wacht rustig tot de les begint.
Slide 2 - Tekstslide
Heute
Am Ende dieser Stunde ...
... kann ich Informationen in einem Text finden.
Slide 3 - Tekstslide
Tipps
Lees eerst de vraag en ga dan gericht zoeken.
Zoek het trefwoord op in de vraag en lees dan de tekst
Wanneer je betekenis van het woord niet weet?
Lijkt het op een Nederlands of Engels woord.
Kijk of je om het woord heen kunt lezen.
Slide 4 - Tekstslide
Intensief lezen
Lies den 3. Absatz.
timer
4:00
Slide 5 - Tekstslide
Welche Aussage stimmt mit dem 3. Absatz überein?
A
Der Fluss verändert sich ständig.
B
Das Eis ist überall sehr dick.
C
Das Wasser im Fluss strömt sehr schnell.
D
Geen van de beweringen.
Slide 6 - Quizvraag
Intensief lezen
Lies den 4. Absatz.
timer
4:00
Slide 7 - Tekstslide
Was wird im 4. Absatz ausgesagt?
A
Motup legt den Schulweg zweimal im Jahr zurück.
B
Motup legt den Schulweg dreimal im Jahr zurück.
C
Motup legt den Schulweg viermal im Jahr zurück.
D
Geen van de beweringen.
Slide 8 - Quizvraag
Signaalwoorden kunnen verschillende verbanden aangeven:
Opsomming
Uitleg (oorzaak, reden & gevolg)
Tijd (volgorde)
Tegenstelling
Voorbeeld
Slide 9 - Tekstslide
De volgende signaalwoorden staan in de Wörterliste(n) Kapitel 5. Geef aan bij welk verband ze horen.
Opsomming
Reden - oorzaak
weil
und
also
auch
damit
Slide 10 - Sleepvraag
Mein Name ist Anna. Ich komme aus England und lebe seit drei Jahren in Deutschland. Ich bin 15 Jahre alt und habe zwei Geschwister: Meine Schwester heißt Klara und ist 13 Jahre alt, mein Bruder Tom ist 18 Jahre alt. Wir wohnen mit unseren Eltern in einem Reihenhaus in der Stadt. Meine Vater ist Koch in einem Restaurant. Meine Mutter arbeitet in einer Bank.
Ich lese gerne und mag Tiere: Wir haben einen Hund, zwei Katzen und im Garten einen Teich mit Goldfischen. Ich gehe auch gerne in die Schule, mein Lieblingsfach ist Mathematik. Deutsch mag ich nicht so gerne.
Nach der Schule gehe ich mit meinen Freundinnen shoppen und manchmal essen wir ein Eis. Am Samstag spiele ich Handball. Am Sonntag schlafe ich lange aus. und spiele mit meinen Tieren. Sonntag ist mein Lieblingstag!
Slide 11 - Tekstslide
Anna komt uit....
A
Duitsland
B
Engeland
Slide 12 - Quizvraag
Heeft Anna broers en zussen?
A
Ja, 2 zussen
B
Ja, een broer en een zus
C
Nee, geen broers en zussen
Slide 13 - Quizvraag
Anna is de jongste van het gezin.
A
Dat klopt
B
Dat klopt niet
Slide 14 - Quizvraag
Welk vak vindt Anna leuk op school
Slide 15 - Open vraag
Welk vak vindt Anna niet leuk op school
Slide 16 - Open vraag
Wat doet Anna op zaterdag?
Slide 17 - Open vraag
Welke zin klopt?
A
Op zondag slaapt Anna uit en speelt ze met de dieren.
B
Op zondag slaapt Anna uit en loopt ze met de hond
C
Op zondag speelt Anna met de dieren en gaat ze uit met vriendinnen.
Slide 18 - Quizvraag
Jij moet toetsvragen maken over de tekst. Bedenk een super moeilijke vraag. Het antwoord moet wel in de tekst staan.
Slide 19 - Open vraag
Hallo, ich bin Myriam
Zu meiner Familie gehören vier Personen. Die Mutter bin ich und dann gehört natürlich mein Mann dazu. Wir haben zwei Kinder, einen Sohn, der sechs Jahre alt ist und eine dreijährige Tochter.
Wir wohnen in einem kleinen Haus mit einem Garten. Dort können die Kinder ein bisschen spielen. Unser Sohn geht in die Grundschule, unsere Tochter geht noch eine Zeit lang in den Kindergarten. Meine Kinder sind am Nachmittag zu Hause. Ich arbeite darum ich nur halbtags. Ich arbeite in einem Supermarkt.
Eigentlich gehören zu unserer Familie auch noch die Großeltern. Sie wohnen nicht bei uns. Sie haben ein Haus in der Nähe. Die Kinder gehen sie oft besuchen.
Slide 20 - Tekstslide
Hoe ziet het gezin van Myriam eruit?
Slide 21 - Open vraag
In wat voor huis woont Myriam?
Slide 22 - Open vraag
De kinderen Myriam moeten naar een speeltuin toe om te spelen? Juist, omdat ... Onjuist, omdat ...
Slide 23 - Open vraag
Welke zin klopt?
A
Myriam is huisvrouw
B
Myriam werkt alle dagen in een supermarkt
C
Myriam werkt halve dagen in een supermarkt
Slide 24 - Quizvraag
Welke zin klopt?
A
De grootouders leven niet meer
B
De grootouders wonen in de buurt en de kinderen gaan vaak op bezoek