Oefenen voor proefwerk Lezen H1-H4

Voorbereiding op proefwerk
Wat weet je al?
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Voorbereiding op proefwerk
Wat weet je al?

Slide 1 - Tekstslide

Welke drie verbanden ken je?

Slide 2 - Woordweb

Tegenstellend verband
A
Ik ben van mening dat we met dit product moeten stoppen, maar daar denkt mijn zakenpartner anders over.
B
Als ik naar school ga moet ik eerst met de metro naar Zuid, dan met de bus naar Hoofddorp en dan nog een stukje fietsen.
C
Om te beginnen vind ik dit boek erg vervelend om te lezen. Verder zou ik graag een ander thema willen kiezen.
D
Mijn moeder maakt graag Italiaanse gerechten zoals pasta en pizza.

Slide 3 - Quizvraag

Chronologisch verband...
A
is sprake als dingen achter elkaar worden opgenoemd
B
worden in een tekst tegenovergestelde dingen genoemd
C
wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp
D
worden de gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde beschreven

Slide 4 - Quizvraag

Opsommend verband...
A
is sprake als dingen achter elkaar worden opgenoemd
B
worden in een tekst tegenovergestelde dingen genoemd
C
wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp
D
worden de gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde beschreven

Slide 5 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
daarnaast
C
echter
D
zo

Slide 6 - Quizvraag

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
maar
C
tegenover
D
daarentegen

Slide 7 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 8 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor argument?
A
omdat
B
zoals
C
en
D
maar

Slide 9 - Quizvraag

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'volgorde van tijd' (chronologisch)?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan

Slide 10 - Quizvraag

'namelijk' hoort bij het verband...
A
tegenstelling
B
volgorde van tijd
C
opsomming
D
argument

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord geeft een verband in de tijd aan (chronologisch verband)?
A
Daarentegen
B
Omdat
C
Vanwege
D
Toen

Slide 12 - Quizvraag

Noteer het tegenstellend verband.
Mijn oom is heel erg avontuurlijk. Mijn tante daarentegen is helemaal niet avontuurlijk.

Slide 13 - Open vraag

Welke twee argumenten zie je?

Veel gemeenten hebben het helemaal gehad vuurwerk, want ze krijgen elk jaar tientallen tot honderden klachten over zware ontploffingen in de dagen voor oud en nieuw en op 1 januari zijn er nog steeds veel vernielingen door vuurwerk.

Slide 14 - Tekstslide