H3 inclusief filmpjes

De rol van de proactieve beveiliger
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
BeveiligingMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

De rol van de proactieve beveiliger

Slide 1 - Tekstslide

In deze les leer je:
  • Doelstelling van proactief beveiliging kennen
  • Basishouding, vaardigheden, kennis en competenties van een proactief beveiliger kunnen benoemen
  • Het verschil weten tussen passieve en actieve maatregelen
  • De stappen van een dreigingsassessment kunnen benoemen
  • Classificatieniveaus kunnen benoemen
  •  Weten wat security questioning inhoudt en het doel kunnen omschrijven
  • Verschil tussen open en gesloten vragen
  • Weten hoe je leugens kunt ontdekken bij de tegenstander

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Als proactief beveiliger moet je denken vanuit het perspectief van de tegenstander. Je kent de mogelijke voorbereiding en uitvoeringstechnieken van de tegenstanders binnen je operationele omgeving.


Slide 4 - Tekstslide

Doordat je de kwaadwillende in een zo vroeg mogelijk stadium ontdekt en daarna actief ontmoedigd kan/wil hij zijn .......... niet meer langer uitvoeren
A
SQ
B
AMO
C
SOP
D
MO

Slide 5 - Quizvraag

Waarom is het belangrijk dat je als proactief beveiliger vanuit het perspectief van de tegenstander kijkt?

Slide 6 - Open vraag

Je onderkent een dreiging vanuit een zo vroeg mogelijk stadium door het uitvoeren van een dreigingsassessment.

"Een dreigingsassessment is het vaststellen of er ten aanzien van normafwijkingen (verdachte indicatoren) in relatie met een AMO  een dreiging bestaat"

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Welke normafwijkingen zag je bij deze betreffende persoon?

Slide 9 - Open vraag

Waarom zou deze persoon eerst meermaals hebben aangebeld bij diverse bewoners ?

Slide 10 - Open vraag

Welke AMO zou je aan deze persoon kunnen koppelen?
A
Hij wil doormiddel van een bomdreiging naar binnen
B
Hij wil doormiddel van een vuurwapen naar binnen
C
Hij wil doormiddel van aanbellen bij bewoners naar binnen
D
Hij wil doormiddel van bloemen naar binnen

Slide 11 - Quizvraag

Hoe zou deze persoon bij de woninginbraak naar binnen zijn gekomen?

Slide 12 - Open vraag

Het dreigingsassessment bestaat uit de volgende stappen:

  • Het detecteren van de afwijking van de norm
  • Beslissen of de afwijking gekoppeld kan worden aan een AMO
  • Door middel van Security Questioning zoeken naar een verklaring voor de verdachte indicator (VI)
  • Beslissen wat de uitkomst is van het gesprek: 'Wel of geen dreiging'

Slide 13 - Tekstslide

Bij een dreigingsassessment dien je open vragen te stellen. Welk van de onderstaande voorbeelden is een open vraag?
A
Weet u hoe laat het is?
B
Wat is de reden van uw aanwezigheid?
C
Vindt u dat een goede oplossing?
D
Kunt u mij uitleggen wat u deed?

Slide 14 - Quizvraag

Proactief beveiligen houdt dan in dat de proactieve beveiliger een dreigingsassessment maakt ten aanzien van een persoon, een voorwerp, een situatie en informatie op basis van verdachte Indicatoren (VI) in relatie tot een AMO.

Slide 15 - Tekstslide

Het is belangrijk dat je als proactieve beveiliger weet wat er moet worden beveiligd. Je moet een goede kennis hebben van de operationele omgeving van de organisatie.
  • Welke primaire processen zijn er?
  • Wie zijn de vaste leveranciers en externe dienstverleners?
  • Met welk doel komen mensen op bezoek?
  • Wie werkt er waar binnen het te beveiligen object?

Slide 16 - Tekstslide

Waarom moet je een goede kennis hebben van de operationele omgeving van de organisatie?

Slide 17 - Open vraag

Actieve en passieve preventieve maatregelen


Om het object te beschermen zijn er preventieve maatregelen genomen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen:

Actieve preventieve maatregelen: Hierbij ben je zelf actief. (Organisatorische maatregelen)

Passieve preventieve maatregelen: Betreft om elektronische en bouwkundige maatregelen. 

Slide 18 - Tekstslide

Benoem 2 passieve en 2 actieve maatregelen voor een winkel en een zwembad

Slide 19 - Open vraag

Verdachte indicatoren
Verdachte indicatoren (vi) wijken af van wat normaal is op die plek, op die dag en tijdstip en zijn te koppelen aan een AMO.

Wat afwijkt zijn o.a.: gedrag, uiterlijk voorkomen, bezittingen, verhaal dat iemand vertelt, documentatie dat wordt getoond of de situatie wat zich voordoet.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Link

Bedenk eens goed wat normaal gedrag is in jouw straat of wijk. Benoem 7 verdachte gedragingen dat normafwijkend is voor jouw straat of wijk.

Slide 22 - Open vraag

Let op!!

Er is pas sprake van verdacht gedrag als er een relatie bestaat tussen specifieke verdachte indicatoren (Vi) en de specifieke werkwijze van een tegenstander ofwel Aanvallersmethode Van Operatie. (AMO)

Slide 23 - Tekstslide

Een Vi kan bijvoorbeeld een vervalst ID-bewijs zijn. Waar moet je op letten bij het uitvoeren van ID-controle?

Controleer of de foto overeenkomt met de persoon dat voor je staat. Kijk goed naar kenmerken in het gezicht. Bijv. Moedervlekken, littekens, vorm van de wenkbrauwen, de grootte van de neus, de vorm van de lippen en de kaaklijn.

Slide 24 - Tekstslide

Een ID-kaart of paspoort bevat verschillende kenmerken.

1e lijns kenmerken: Dat zijn kenmerken die je zonder hulpmiddel kunt waarnemen.

2e lijns kenmerken: Dat zijn kenmerken die je enkel door middel van hulpmiddelen kunt waarnemen

Slide 25 - Tekstslide

Ga naar http://www.edisontd.net/ en achterhaal welke echtheidskenmerken jij kunt achterhalen bij een Nederlands ID-kaart. Benoem ten minste 4 eerstelijns en 4 tweedelijnskenmerken.

Slide 26 - Open vraag

Bij het controleren van ID-bewijzen kunnen er verdachte indicatoren aanwezig zijn. Bijvoorbeeld:


  • De persoon spreekt niet de taal van zijn ID-bewijs
  • De persoon weet te weinig of juist te veel over zijn ID-bewijs
  • De kenmerken zoals lengte, leeftijd komen niet overeen met de persoon dat voor je staat
  • ID-bewijs lijkt aangepast/veranderd
  • Persoon probeert gezichtskenmerken te verbergen tijden het SQ-gesprek

Slide 27 - Tekstslide

Classificatie
Na aanleiding van het SQ gesprek dien je een afweging te maken of er mogelijk een verdachte indicator is. Om dit in korte termen duidelijk over te brengen aan anderen spreek je in classificaties dat je aan de door jouw vastgestelde situatie kunt koppelen.

Slide 28 - Tekstslide

Classificaties zijn te koppelen in de volgende niveaus:

  1. Er is geen verdachte indicator
  2. Er is een verdachte indicator
  3. De verdachte indicator is ontkracht
  4. Er is een niet ontkrachte verdachte indicator

Slide 29 - Tekstslide

Er is geen verdachte indicator
Je hebt als proactieve beveiliger géén verdachte indicator waargenomen dat in relatie staat tot de AMO

Slide 30 - Tekstslide

Er is een verdachte indicator
Je hebt als proactieve beveiliger een verdachte indicator waargenomen dat in relatie staat tot de AMO

Slide 31 - Tekstslide

De verdachte indicator is ontkracht
Je hebt door het toepassen van een security questioning gesprek kunnen vaststellen dat de waargenomen verdachte indicator achteraf onschuldig blijkt te zijn

Slide 32 - Tekstslide

Er is een niet ontkrachte verdachte indicator
Je hebt na het toepassen van een Security questioning gesprek niet kunnen vaststellen dat de verdachte indicatoren onschuldig blijken te zijn. De dreiging is nog steeds van kracht.

Slide 33 - Tekstslide

Naast het houden van een Security Questioning gesprek kan je ook een Service gesprek houden met personen. 

Het verschil is dat een service gesprek plaatsvind tijdens bijvoorbeeld het inschrijven van personen of het verlenen van een dienst. Dit gesprek vindt plaats tijdens het uitvoeren van je werkzaamheden. Ook tijdens je Service gesprek kan je een afweging maken of de Vi ontkracht kan worden.

Slide 34 - Tekstslide

Benoem ten minste 3 doelen van Security Questioning

Slide 35 - Open vraag

Algemeen doel van SQ is het prikkelen van de tegenstander en hem het gevoel te geven dat hij is gezien en zijn intentie is ontdekt. Hierdoor zullen er aanpassingen worden gedaan in de tegenmaatregelen, zodat zijn plan geen succes meer zal hebben.

Slide 36 - Tekstslide

Een aanvaller heeft een cover of een coverstory.

Het is aan jou om door middel van het toepassen van SQ het cover te ontmantelen.

Slide 37 - Tekstslide

Security questioning is altijd op basis van vrijwilligheid. Het is dus geen verhoor zoals bij de politie. Welk kenmerk hoort niet bij het toepassen van een SQ?
A
Zoeken naar de intentie
B
Coöperatief van toon
C
Bewijs verzamelen
D
Verificatie

Slide 38 - Quizvraag

Welke 4 stappen komen voor in het proces van Security Questioning?

Slide 39 - Open vraag

Wat zijn de 7 gouden W's die je tijdens het uitvoeren van een SQ kan inzetten?

Slide 40 - Open vraag

Wat doe je als proactieve beveiliger als je een dreiging niet hebt ontkracht?

Slide 41 - Open vraag

De aanvaller zal tijdens je SQ gesprek proberen om de waarheid niet aan jou te verhullen. Hij zal zijn best moeten doen om te gaan liegen en daardoor niet betrapt te worden.

Als proactief beveiliger let jij op de signalen bij de aanvaller of dat kan duiden op het geven van valse antwoorden op jouw vragen.

Slide 42 - Tekstslide

Benoem tenminste 7 signalen die kunnen duiden op liegen

Slide 43 - Open vraag

Wanneer iemand zich 'anders' gedraagt, kan dit wijzen op misleiding.

Deze gedragingen worden ook "Hotspots" genoemd.

Deze Hotspots wijzen op leugenachtig gedrag, maar de leugenaar is zich er niet van bewust.

Slide 44 - Tekstslide

Benoem de 5 verschillende hotspots dat in je boek staat omschreven

Slide 45 - Open vraag