Gedragsstoornissen 3de jaars verdieping

Gedragsstoornissen
Examen D
Werkprocessen
BI-K1-W1: Inventariseert behoeften en wensen van het kind.
B1-K1-W5: Stimuleert de ontwikkeling door het aanbieden van activiteiten
B1-K1-W7: Zorgt voor een veilig pedagogisch klimaat
K11: Heeft kennis van veel voorkomende gedragsproblematieken bij kinderen.

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
OnderwijsassistentenMBOStudiejaar 3,4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Gedragsstoornissen
Examen D
Werkprocessen
BI-K1-W1: Inventariseert behoeften en wensen van het kind.
B1-K1-W5: Stimuleert de ontwikkeling door het aanbieden van activiteiten
B1-K1-W7: Zorgt voor een veilig pedagogisch klimaat
K11: Heeft kennis van veel voorkomende gedragsproblematieken bij kinderen.

Slide 1 - Tekstslide

Welke leer -en gedragsproblemen
zijn je nog bijgebleven van
de lessenserie leerjaar 2?

Slide 2 - Woordweb

ASS

Slide 3 - Woordweb

Autisme
Tegenwoordig wordt er gesproken over ASS (autismespectrumstoornis).
Voorheen (<2017) werden er verschillende vormen van autisme onderscheiden; klassiek autisme, asperger, syndroom van Rett, PDD-NOS, de-integratieve stoornis. 
Een autismespectrumstoornis (ASS) is een aangeboren stoornis in de informatieverwerking in de hersenen, met als gevolg beperkingen in sociale contacten en communicatie, beperkte en herhaalde (stereotiepe) gedragspatronen en star gedrag.

Slide 4 - Tekstslide

Hoogbegaafdheid

Slide 5 - Woordweb

Hoogbegaafdheid

Als hoogbegaafde kinderen niet worden uitgedaagd kunnen ze ongemotiveerd of depressief worden.​
Ze zoeken zelf vaak de uitdaging en passen regels aan.​
Ze kunnen gaan onderpresteren of probleemgedrag vertonen.


  • IQ > 130 
  • 2,5% = hoogbegaafd
  • Snelle vroege ontwikkeling
  • Uitblinken op verschillende gebieden
  • Problemen kunnen analyseren
  • Grote denksprongen maken
  • Voorkeur voor abstractie
  • Motivatie bepalend voor interesse
  • Grote zelfstandigheid
  • Perfectionisme
  • Apart gevoel voor humor

Slide 6 - Tekstslide

Gedragsproblemen
vs
Gedragsstoornissen

Slide 7 - Woordweb

Gedragsprobleem
Gedragsproblemen zijn ongewenste gedragingen die voor de omgeving of het kind zelf storend zijn.
Gedragsproblemen worden veroorzaakt door de omgeving. 



Gedragsstoornis 
Een gedragsstoornis is aangeboren en niet te genezen. Een gedragsstoornis ontstaat door een combinatie van factoren. Het is een erfelijke afwijking, maar wordt niet altijd van ouders op kind doorgegeven. De opvoeding en omgeving spelen ook een rol. 

Slide 8 - Tekstslide

Hechting

Slide 9 - Woordweb

Hechting
Hechting is het resultaat van een hechtingsproces: de periode waarin tussen kind (0 tot 7 jaar) en opvoeders een belangrijke, gevoelsmatige band wordt opgebouwd​


Veilige hechting: het kind ervaart dat de opvoeders er voor hem zijn, van hem houden, voor hem zorgen en dat het mag zijn wie hij is. Het kind voelt zich veilig en zit goed in zijn vel.​

Onveilige hechting: tussen opvoeders en kind is er een gevoelsarme en koele band ontstaan. 
Gevolgen kind: laat zich niet snel troosten, geen vertrouwen in volwassenen, scheidingsangst, bindingsangst, veel aandacht opeisen en liegen/verzinnen voor aandacht



Slide 10 - Tekstslide

AD(H)D

Slide 11 - Woordweb

AD(H)D
ADHD = Attention Deficit Hyperactivity Disorder​

Dit is een aandachtsstoornis met hyperactiviteit en impulsiviteit.​
Kenmerken: snel afgeleid zijn, rusteloosheid, niet goed kunnen luisteren, moeite met details, slordigheidsfouten maken, veel dingen tegelijk doen, dingen niet afmaken, vergeetachtig zijn, spullen kwijtraken, snel verveeld zijn
ADD = Attention Deficit Disorder​
Dit is een aandachtsstoornis zonder hyperactiviteit en impulsiviteit​.
Kenmerken: Snel afgeleid​, Apathisch gedrag, Ongeorganiseerd gedrag,
Niet sociaal gedrag; moeite om ​vrienden te maken
Beiden zijn neurobiologische stoornissen (in de hersenen) en vaak erfelijk.



Slide 12 - Tekstslide

Bij ADHD is voornamelijk sprake van
A
aandachtstekort
B
impulsiviteit
C
hyperactiviteit
D
allemaal

Slide 13 - Quizvraag

Bij ASS hoort altijd een lage intelligentie
A
Ja, dat klopt
B
Nee, dat klopt niet

Slide 14 - Quizvraag

Wat is heel belangrijk voor iemand met ASS?
A
Variatie in het dagpatroon
B
Veel vriendschappen
C
Het uiterlijk
D
Structuur en duidelijkheid

Slide 15 - Quizvraag

Een onveilige hechting heeft geen invloed op een volwassene.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Wat is hoogbegaafdheid?
A
Hoogbegaafdheid houdt in dat iemand uitzonderlijk intelligent is op meerdere terreinen.
B
Hoogbegaafdheid houdt in iemand uitzonderlijk intelligent is op één bepaald terrein.
C
Hoogbegaafdheid houdt in dat iemand heel creatief, gemotiveerd en leergierig is.
D
Hoogbegaafdheid houdt in dat iemand een diploma heeft.

Slide 17 - Quizvraag