In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Oefentoets Over Taal blok 3 en 4
Slide 1 - Tekstslide
Introductie
Je gaat nu de oefentoets maken van Over Taal blok 3 en 4.
Lees goed de vragen door en bedenk goed wat je moet doen. Geef daarna pas antwoord. We gaan beginnen; succes!
Slide 2 - Tekstslide
Lees de zin hieronder. Welk schooltaalwoord past het beste in de zin?
Wat hier gebeurt, is … een schandaal en dit pik ik dus niet.
A
aandachtig
B
eventueel
C
gebruikelijk
D
ronduit
Slide 3 - Quizvraag
Lees de zin hieronder. Wat betekent het woord dat tussen haakjes staat?
Ik heb enorme bewondering voor deze 'architect'.
A
iemand die gebouwen ontwerpt
B
Iemand die gebouwen bouwt
C
iemand die mooi kan tekenen
D
iemand die gebouwen inricht
Slide 4 - Quizvraag
Lees de zin hieronder. Wat betekent het woord dat tussen haakjes staat?
Als je hem 'observeert' terwijl hij werkt, zie je hoe geconcentreerd hij is.
A
goed bewaren
B
lang aanstaren
C
aandachtig bekijken
D
opdienen
Slide 5 - Quizvraag
Lees de zin hieronder. Wat betekent het woord dat tussen haakjes staat?
'Typisch' voor het werk van deze kunstenaar is het gebruik van verschillende stijlen.
A
raar
B
kenmerkend
C
bijzonder
D
apart
Slide 6 - Quizvraag
Lees de zin hieronder. Wat betekent het woord dat tussen haakjes staat?
De creaties zitten 'vernuftig' in elkaar.
A
ouderwets
B
slim bedacht
C
passend
D
mooi
Slide 7 - Quizvraag
Lees de zin hieronder. Wat betekent het woord dat tussen haakjes staat?
Ik heb een prachtig 'modern' gebouw van hem gezien!
A
van deze tijd
B
van de toekomst
C
erg prijzig
D
apart
Slide 8 - Quizvraag
Lees de zin hieronder. Je wilt de betekenis van het onderstreepte woord opzoeken. Kies het grondwoord waarop je het woord kunt vinden in het woordenboek.
De 'politieagenten' zijn de afgelopen dagen hard aan het werk geweest.
A
politie
B
politieagentjes
C
polities
D
politieagent
Slide 9 - Quizvraag
Lees de zin hieronder. Je wilt de betekenis van het onderstreepte woord opzoeken. Kies het grondwoord waarop je het woord kunt vinden in het woordenboek.
De ouders 'vertoonden' geen medelijden met hun hardwerkende kinderen.
A
vertoon
B
vertonen
C
vertoonden
D
vertoont
Slide 10 - Quizvraag
Lees de zin hieronder. Je wilt de betekenis van het onderstreepte woord opzoeken. Kies het grondwoord waarop je het woord kunt vinden in het woordenboek.
Ze waren meedogenloos tegenover de 'opstandige' menigte.
A
opstandige
B
opstandigen
C
opstandig
D
opstand
Slide 11 - Quizvraag
Lees de zin hieronder. Je wilt de betekenis van het onderstreepte woord opzoeken. Kies het grondwoord waarop je het woord kunt vinden in het woordenboek.
Ze bleven maar protesteren vanwege het 'uitgesproken' oordeel.
A
uitgespreekt
B
uitgesproken
C
uitspreken
D
uitspreek
Slide 12 - Quizvraag
Maak de trappen van vergelijking af. Typ in wat er op de puntjes moet komen te staan.
jong – jonger – ...
Slide 13 - Open vraag
Maak de trappen van vergelijking af. Typ in wat er op de puntjes moet komen te staan.
veel – ... – meest
Slide 14 - Open vraag
Maak de trappen van vergelijking af. Typ in wat er op de puntjes moet komen te staan.
goed – beter – ...
Slide 15 - Open vraag
Maak de trappen van vergelijking af. Typ in wat er op de puntjes moet komen te staan.
weinig – ... – minst
Slide 16 - Open vraag
Maak de trappen van vergelijking af. Typ in wat er op de puntjes moet komen te staan.
... – verder – verst
Slide 17 - Open vraag
Wat betekent de uitdrukking die hieronder staat.
De inbreker koos het hazenpad.
A
De inbreker ging op de vlucht.
B
De inbreker had een ontsnappingsroute gevonden.
C
De inbreker vluchtte via een tunnel.
D
De inbreker kon heel hard rennen.
Slide 18 - Quizvraag
Wat betekent de uitdrukking die hieronder staat.
Als er één schaap over de dam is, dan volgen er meer.
A
Schappen zijn echte kuddedieren.
B
Als één iemand iets doet, dan volgen er vaak meer mensen.
C
Schapen ontsnappen, zodra ze de kans krijgen.
D
Schapen vinden het leuk om met elkaar naar Amsterdam te gaan.
Slide 19 - Quizvraag
Wat betekent de uitdrukking die hieronder staat.
Je mag een gegeven paard niet in de bek kijken.
A
Je moet oppassen voor paarden, want ze kunnen gevaarlijk zijn.
B
Een paard heeft een mond en geen bek.
C
Een paard dat je aan iemand geeft, moet gezond zijn.
D
Je mag niet ondankbaar zijn over een cadeau
Slide 20 - Quizvraag
Wat betekent de uitdrukking die hieronder staat.
Toen Yael thuis kwam, vond ze de hond in de pot.
A
Toen Yael thuis kwam, was al het eten op.
B
Toen Yael thuis kwam, zat de hond op tafel.
C
Toen Yael thuis kwam, was de hond gecremeerd
D
Toen Yael thuis kwam, zat de hond in de wc-pot.
Slide 21 - Quizvraag
Wat betekent de uitdrukking die hieronder staat.
Kijk eens naar die jongen en zijn vader! De appel valt niet ver van de boom!
A
De jongen en zijn vader zijn allebei groenteman
B
De jongen eet erg graag gezonde voeding.
C
De jongen lijkt sprekend op zijn vader.
D
Je kan niet zien dat hij de vader is van die jongen.
Slide 22 - Quizvraag
Wat betekent de uitdrukking die hieronder staat.
Die president is alweer in het nieuws vanwege zijn harde uitspraken. Hoge bomen vangen veel wind!
A
Belangrijke mensen krijgen vaak kritiek.
B
Als je bekend bent, dan ben je vaak op tv.
C
De president vindt het milieu erg belangrijk.
D
De president krijgt veel steun van het volk.
Slide 23 - Quizvraag
Einde toets
Dit is het einde van de toets.
Wil je je antwoorden nog eens doornemen? Heb je alles beantwoord?
Lever de toets in en dan krijg je straks je cijfer te zien.