3HV H5 Paragraaf 1 Omzet, kosten en winst.

Hoofdstuk 5 
Paragraaf 1 Omzet, kosten en winst.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5 
Paragraaf 1 Omzet, kosten en winst.

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt de nettowinst berekenen met behulp van de omzet en de verschillende soorten kosten.

Je kunt de break-evenafzet en de break-evenomzet berekenen.

Je kunt bij een gegeven verkoopprijs inclusief btw de verkooprijs exclusief btw berekenen en andersom.

Slide 2 - Tekstslide

Nettowinst 
Omzet
Inkoopwaarde –
Brutowinst
Bedrijfskosten -
Nettowinst

Slide 3 - Tekstslide

Berekening brutowinst en nettowinst (4)

Voorbeeld berekening nettowinst:

Een handelaar verkoopt kinderstoelen voor € 670,-- excl. btw.

De inkoopprijs is per stuk € 350,--

De handelaar verkoopt 25 kinderstoelen.

De bedrijfskosten zijn € 3.000,--

Bereken de nettowinst

Omzet                     € 16.750,--

-inkoopwaarde   €  8.750,--

= brutowinst        €  8.000,--

-bedrijfskosten   €  3.000,--

=nettowinst         €   5.000,--

Slide 4 - Tekstslide

Totale opbrengst
  • Je maakt winst als er meer geld binnenkomt dan dat je kosten hebt.

  • Je omzet bereken je door je verkoopprijs (p) te vermenigvuldigen met het aantal stuks (Q)

  • De formule is dus TO (omzet) = p x Q


Slide 5 - Tekstslide

Kosten
  • Je kosten bestaan uit een variabele kosten en vaste kosten.

  • De variabele kosten veranderen mee als je meer verkoopt.

  • De vaste kosten kosten veranderen niet mee als je meer verkoopt.


Slide 6 - Tekstslide

Kosten
  • Je kosten bestaan uit een variabel deel en een vast deel.
  • Je variabele deel bereken je door je inkoopprijs (i) te vermenigvuldigen met het aantal stuks (Q).

  • Je vaste kosten staan vast... en tel je op bij je variabele deel

  • De formule is dus TK (totale kosten) = p x Q + vaste kosten



Slide 7 - Tekstslide

De vraag......

Hoeveel moet ik verkopen
om geen winst of verlies te maken?

Slide 8 - Tekstslide

Break even punt
Break-even punt

Slide 9 - Tekstslide

Break-even
  • Het break-even punt is het moment dat je:  
        ....géén winst & géén verlies maakt

  • Je omzet en je kosten zijn even hoog.

  •  TO = TK


Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld: Hoe bereken
je de break-even afzet? (1)
  • Je stelt de twee formules aan elkaar gelijk
  •                                TO = TK
  • Je verkoop prijs (p) is € 2,50
  • Je inkoopprijs (i) is € 0,50
  • Je vaste kosten zijn € 200,-

2,50  Q = 0,50 Q + 200 
Bij hoeveel Q is je TO gelijk aan je TK?

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld: Hoe bereken
je de break-even afzet? (2)
  •                            2,50 Q = 0,50  Q + 200
  •              2, 50 - 0,50 Q = 200
  •                                  2  Q = 200
  •                                       Q = 100
  • Bij een afzet van 100 stuks zijn:
Je omzet TO = 2,50 x 100 = €250,-
Je kosten TK = 0,50 x 100 + 200 = €250,-
  • Dus 100 stuks is je break-even afzet!

Slide 12 - Tekstslide

BTW: belasting toegevoegde waarde
Indirecte belasting: belasting die je via de winkelier aan de overheid betaalt.

Slide 13 - Tekstslide

 BTW berekenen
Prijs exclusief = 100 %
BTW = 21 % of 9%                                     +
Prijs inclusief BTW = 121 % of 109%


Slide 14 - Tekstslide




Hoog tarief
  • 21%
  • bijna alle producten



Laag tarief
 
  • 9% 
  • eten en drinken, OV, kapper


Belasting Toegevoegde Waarde 
 Nultarief : 0%, op medicatie en exportgoederen. 

Slide 15 - Tekstslide

Prijs excl. en incl. btw berekenen
Van inclusief naar exclusief: hoe doe je dat ?


Slide 16 - Tekstslide

Btw berekenen
  • Inclusief of exclusief btw!





Wat is hier het btw bedrag, als de btw 21% bedraagt?

Slide 17 - Tekstslide