6.5 overheidsfinanciën

6.5 Overheidsfinanciën
Begroting
tekort

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

6.5 Overheidsfinanciën
Begroting
tekort

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Begroting en financiering
* begrotingstekort = begrote inkomsten - begrote uitgaven
* financieringstekort = begrotingstekort - aflossingen 
                          = toename staatsschuld

Slide 3 - Tekstslide

begrotingstekort
de uitgaven van de overheid zijn groter dan de inkomsten

Slide 4 - Tekstslide

financieringstekort
inkomsten - uitgaven = begrotingstekort - aflossings staatsschuld

Slide 5 - Tekstslide

Staatsschuld
  • een begrotingstekort - toename staatsschuld

  • een begrotingsoverschot- afname staatschuld

Slide 6 - Tekstslide

Rekenen
In 2010 was de totale productie in Nederland € 600 miljard. Bekijk de bron.

Bereken het begrotingstekort van 2010 in procenten van de totale productie.
Tip: waar neem je het van? Die is dus 100%

Slide 7 - Tekstslide

Rekenen
In 2010 was de totale productie in Nederland € 600 miljard. Bekijk de bron.

Bereken het begrotingstekort van 2010 in procenten van de totale productie.
600 miljard
1
100
32 miljard
5,3

Slide 8 - Tekstslide

Rekenen
In 2010 was de totale productie in Nederland € 600 miljard. Bekijk de bron.

Bereken de overheidsschuld van 2010 in procenten van de totale productie.
600 miljard
1
100
373 miljard
62,17

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

oplossing begrotingstekort
 De overheid kan bezuinigen, dus minder geld uitgeven, niet leuk voor de mensen die door de bezuinigen worden getroffen, afschaffen basisbeurs

Slide 11 - Tekstslide

oplossing begrotingstekort
De overheid kan belasting verhogen zoals loonbelasting of BTW verhoging, dit vinden consumenten en bedrijven niet leuk omdat ze minder geld overhouden in hun beurs

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

draagkrachtbeginsel
hoe meer je verdient hoe meer je in % belasting moet betalen


Slide 14 - Tekstslide

profijtbeginsel
als je een dienst of product " koopt " van de overheid moet je betalen bijvoorbeeld paspoort

Slide 15 - Tekstslide

een voorbeeld van direct belasting is:
A
btw
B
accijns
C
vennootschapsbelasting
D
rutte bier

Slide 16 - Quizvraag

BTW is een voorbeeld van :
A
directe belasting
B
indirecte belasting
C
rutte belasting
D
alle antwoorden zijn onzin

Slide 17 - Quizvraag

draagkrachtbeginsel betekent :
A
laag inkomen veel belasting betalen
B
midden inkomen veel belasting betalen
C
hoog inkomen weinig belasting betalen
D
bullshit antwoorden

Slide 18 - Quizvraag

Let op!
In de rekentrainer kun je oefenen met 
begrotingstekort en overschot. 
Lees even een regel verder: wat is de staatsschuld?

Slide 19 - Tekstslide

Staatschuld
uitgaven (excl rente) + rente = totaal uitgaven - ontvangsten = tekort op de begroting
                                      € 184,3   +                  =    €                  =  €                          - 185,1 = €                                                             

staatsschuld begin jaar 1 + toename schuld = staatschuld eind jaar 1

Slide 20 - Tekstslide

Huiswerk
Zie SOM
(6.4 afmaken + 6.5 maken + rekentrainer)

Slide 21 - Tekstslide