De trappen van vergelijking

Trappen van vergelijking
Doel: 
1. Je kent de drie trappen en kunt ze benoemen.
2. Je weet wanneer je als en dan gebruikt.
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Trappen van vergelijking
Doel: 
1. Je kent de drie trappen en kunt ze benoemen.
2. Je weet wanneer je als en dan gebruikt.

Slide 1 - Tekstslide

Vergelijking
Voorkennis

Slide 2 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
Voorkennis

Slide 3 - Tekstslide

Trappen van vergelijking

Slide 4 - Tekstslide

stellende trap
vergrotende trap
overtreffendetrap
groot
groter
grootst
duur
duurder
duurst
fijn
fijner
fijnst
dom
dommer
domst
Trappen van vergelijking

Slide 5 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
Bijvoeglijke naamwoorden hebben drie trappen van vergelijking.

Let op! Soms verandert het hele woord: 
goed - ... - ... 
weinig - ... - ...

Slide 6 - Tekstslide

Als - dan
Een vergelijking maak je met de woorden als en dan

Bij de eerste trap gebruik je als. Als hoort bij hetzelfde.

Kevin is net zo groot als Jordi.
Kevin is even klein als Jordi.

Slide 7 - Tekstslide

Als - dan
Bij de tweede trap gebruik je dan:

Jordi is groter dan Danny.
Danny is kleiner dan Kevin.

Slide 8 - Tekstslide

Tip
Is het hij is groter dan mij of groter dan ik?

Hij is groter dan ik (ben)
Hij is groter dan mij (ben)

Slide 9 - Tekstslide

Als - dan
Bij de derde trap heb je als en dan niet nodig:

Rodney is het grootst.
Danny is het kleinst.

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag!
1. We maken opdracht 5 samen.

2. Maak opdracht 1 t/m 4 zelfstandig.
Klaar: aan blz. 60 t/m 65 werken <- hoeft niet af.

3. We kijken samen na.

Slide 11 - Tekstslide